Ingediend | 8 september 2014 |
---|---|
Beantwoord | 15 september 2014 (na 7 dagen) |
Indiener | Pieter Omtzigt (CDA) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid terrorisme |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z15085.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-2980.html |
De interne juridische adviezen hierover dienen vertrouwelijk te blijven voor een onbelemmerde interne beleidsvorming.
De extern volkenrechtelijk adviseur is op 29 augustus jl. gevraagd om advies te geven over onderstaande vragen:
Het advies is op 3 september jl. ontvangen.
Het advies is op 5 september jl. aan de Kamer aangeboden (kenmerk BPZ-2014/167).
De desbetreffende uitspraak van het Internationaal Gerechtshof is niet bindend voor Nederland, maar bevat gezaghebbende uitspraken over de volkenrechtelijke verplichtingen van verdragspartijen in relatie tot het voorkomen van het misdrijf genocide. Het Hof benadrukt in deze uitspraak dat niet alle verdragspartijen daadwerkelijk een verplichting hebben om te handelen bij dreigende genocide. Volgens het Hof rust deze verplichting alleen op staten die het vermogen hebben om het handelen van deze groep effectief te beïnvloeden. Het kabinet acht dit niet van toepassing op Nederland, hetgeen ook wordt geconcludeerd door de extern volkenrechtelijk adviseur in bovengenoemd advies.
Het kabinet is evenwel van mening dat het vermoeden van zeer ernstige misdrijven noodzaakt tot inzet op preventie, het voorkomen van escalatie en het bieden van hulp. De inspanningen van het kabinet zijn daarop gericht.
Ja.