Ingediend | 5 september 2014 |
---|---|
Beantwoord | 2 oktober 2014 (na 27 dagen) |
Indiener | Gerard Schouw (D66) |
Beantwoord door | Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | dieren landbouw ziekten en behandelingen zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z15033.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-122.html |
Ja.
In de kabinetsreactie van 20 december 2010 op het rapport «Van verwerping tot verheffing» komt dit punt aan de orde. De Commissie Van Dijk concludeert dat er op verschillende momenten doortastender had kunnen en moeten worden opgetreden, al kan de Commissie niet met zekerheid zeggen dat de uitkomst en het ziekteverloop dan ook daadwerkelijk anders waren geweest. Het kabinet heeft de constatering van de Commissie onderschreven en heeft hieruit lessen getrokken en gezorgd voor condities die een adequater optreden mogelijk maken.
In bovengenoemde kabinetsreactie komt ook dit specifieke punt aan de orde. De Commissie concludeert dat onzekerheden in de bestrijding niet tijdig zijn gecommuniceerd met het publiek. Het kabinet heeft dit onderkend en besloten dat in de toekomst wel over onzekerheden en de dilemma’s in de bestrijding gecommuniceerd dient te worden.
Over de vraag of het brononderzoek in essentie belemmerd is, kan verschillend worden geoordeeld. Wel bevestigt het de noodzaak van integratie van de humane en veterinaire informatiestromen. GGD Nederland en de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) hebben daarom een samenwerkingprotocol vastgesteld. Daarmee is de informatievoorziening die noodzakelijk is om de besmettingsbronnen te kennen en te delen en de burgers voor te lichten verder gestructureerd. Monitoring en brononderzoek kunnen inmiddels ongehinderd en geborgd plaatsvinden.
U verwijst naar een onderzoek van de universiteiten in Maastricht en Wageningen en van de GGD Zuid-Limburg over de relatie tussen het uitrijden van mest en humane besmetting met Q-koorts.
Bij de bestrijding van Q-koorts is het beleid vanaf het begin gericht geweest op het voorkomen van verspreiding via mest. De ingestelde maatregelen hadden als doel de Q-koortsbacterie te inactiveren door de mest gedurende enkele maanden in de stal te laten composteren alvorens deze uitgereden mocht worden. Hiermee zou contaminatie van de omgeving door potstalmest van de besmette bedrijven voorkomen worden. De mestmaatregelen zijn in stand gehouden om garanties te bieden. Doordat melkgeiten en melkschapen jaarlijks verplicht worden gevaccineerd tegen Q-koorts ontstaat er geen nieuwe besmette mest.
Tijdens de openbare hoorzitting van de Nationale Ombudsman op 24 april 2012 heeft oud-minister Verburg inderdaad gezegd dat uit onderzoek was gebleken dat mest niet het grootste probleem was. Desondanks zijn mestmaatregelen genomen zoals hierboven uiteen gezet.
Bij de antwoorden op deze vragen voeg ik de aangekondigde eerste rapportage over de Stichting Q-support. Wij noemen het liever geen evaluatie omdat de feitelijke werkzaamheden van Q-support pas goed op gang zijn gekomen na de startbijeenkomst op 12 februari 2014, waardoor de onderzoeksperiode over de kern van de activiteiten niet langer is dan vijf maanden. Dit document is daarom vooral een eerste rapportage over de opstartfase en een «nulmeting» voor de evaluatiemomenten in de komende jaren.
De rapportage gaat, zoals ook met uw Kamer afgesproken, met name in op de tevredenheid van de Q-koorts patiënten over de stichting. De begroting en realisatie komen aan de orde via de subsidievoorwaarden. Uit de jaarrekening blijkt dat in dit opstartjaar ongeveer 11% van de kosten onder de term overhead zouden vallen.
De rapportage gaat, zoals gezegd, vooral in op de tevredenheid van de Q-koorts patiënten over de stichting. In de rapportage, van een externe, onafhankelijke rapporteur vindt u een verantwoording van de methode waarmee de tevredenheid van Q-koorts patiënten is onderzocht4.
Vooralsnog heb ik geen reden om aan te nemen dat de toegekende 10 miljoen euro niet adequaat is.
Zie antwoord vraag 8.
Het kabinet heeft erkend dat het overheidsoptreden beter had gekund. Ik ben nog steeds onder de indruk van de verhalen van patiënten zoals deze naar voren komen in «Het verhaal Q-koorts»6, dat door de stichting Q-support is opgesteld en als bijlage is toegevoegd aan de externe rapportage.
Het kabinet heeft besloten om niet tot een individuele financiele tegemoetkoming over te gaan maar om via de Stichting Q-support te richten op ondersteuning van patiënten in het op de rails krijgen van hun leven, het vinden van de juiste zorg en ondersteuning en (nieuw) toekomstperspectief.