Ingediend | 2 september 2014 |
---|---|
Beantwoord | 24 september 2014 (na 22 dagen) |
Indiener | Henk Nijboer (PvdA) |
Beantwoord door | Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
Onderwerpen | economie overige economische sectoren |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z14696.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-115.html |
Ja. Daarbij wil ik overigens opmerken dat de titel van het bericht onjuiste suggesties wekt. De G20 komt niet met een eigen reddingsfonds voor banken. Wel wordt momenteel in de Financial Stability Board (FSB) en de G20 onderhandeld over een minimale hoeveelheid bail-inbaar vermogen die internationaal systeemrelevante banken (zogeheten Global Systemically Important Banks oftewel G-SIBs) dienen aan te houden.
Hieronder wordt een aantal vragen over dit onderwerp beantwoord.
GLAC staat inderdaad voor gone concern loss absorbing capacity. Het verwijst echter niet zozeer naar een specifiek soort obligatie, maar naar een minimaal vereiste hoeveelheid vermogen waarop relatief eenvoudig bail-in kan worden toegepast om bij resolutie van een bank verliezen op te vangen en/of de bank te herkapitaliseren. Door de verplichting voor banken om een dergelijke vermogenslaag aan te houden kunnen de kosten van het falen van een G-SIB zoveel mogelijk bij de private sector worden gelegd, in plaats van bij de publieke middelen.
De GLAC-vereiste krijgt in het voorstel van de FSB de vorm van een TLAC: een total loss absorbing capacity.Dat wil zeggen dat er geen eis komt voor een aparte laag specifieke instrumenten die banken aan zouden moeten houden naast de bestaande Bazel III-kapitaalvereisten; het betekent dat er minimumeisen komen voor de totale hoeveelheid verliesadsorberend vermogen waar de Bazelse minimumeisen onderdeel vanuit maken. Banken kunnen vervolgens kiezen of ze deze minimale totale laag verliesadsorberend vermogen (TLAC) vullen met aandelenkapitaal, de instrumenten die in het Basel III raamwerk als kapitaal kwalificeren of andere instrumenten die voldoen aan bepaalde minimale kwaliteitscriteria waardoor op de instrumenten relatief eenvoudig bail-in kan worden toegepast (bijv. achtergestelde schuldinstrumenten met een bepaalde minimum uitstaande looptijd). Coco’s met bepaalde minimum uitstaande looptijd zullen doorgaans als onderdeel van TLAC kunnen kwalificeren; gedekte obligaties daarentegen niet vanwege de aan hen ten grondslag liggende verpanding van activa die bail-in bemoeilijkt.
In de EU schrijft de Bank Recovery and Resolution Directive (BRRD) voor dat resolutieautoriteiten in de lidstaten moeten beschikken over de bevoegdheid om bail-in toe te passen. Ook kent deze richtlijn al een minimumvereiste aan bail-inbaar vermogen voor banken: het minimumvereiste aan eigen vermogen en in aanmerking komende passiva (minimum requirement for own funds and eligible liabilities; MREL).
De TLAC vervult eenzelfde soort functie als de MREL. Beide stellen eisen aan het eigen vermogen en de voor bail-in in aanmerking komende passiva met als bedoeling verliezen op te kunnen vangen en te kunnen herkapitaliseren zonder publieke steun. TLAC geldt echter alleen voor G-SIBs, terwijl de MREL geldt voor alle banken in de EU en dus ook voor de banken die onderdeel zijn van de Europese bankenunie.
Ik zie TLAC en MREL als complementair aan elkaar. De MREL wordt per instelling vastgesteld door de relevante resolutieautoriteit, die daarbij onder andere rekening moet houden met het risicoprofiel van de bank. TLAC zal waarschijnlijk een uniform minimumvereiste aan alle mondiale systeembanken stellen en kan voor deze banken dus een «vloer» in de MREL vormen.
De TLAC is zoals reeds aangeven van toepassing op zogeheten G-SIBs. Van de Nederlandse banken voldoet alleen ING aan de criteria van de FSB om te worden aangemerkt als G-SIB. Naast ING voldoen op dit moment een dertiental andere banken in de EU aan deze criteria, te weten: HSBC, Barclays, BNP Paribas, Deutsche Bank Group, Crédit Agricole, Royal Bank of Scotland, BBVA, Groupe BPCE, Nordea, Santander, Société Générale, Standard Chartered en de Unicredit Group.
De voorstellen worden voorbereid door de FSB, waar DNB en het Ministerie van Financiën lid van zijn. Beiden nemen actief deel aan de voorbereidende discussies en zetten in op een ambitieuze TLAC-eis. De FSB rapporteert aan de G20; uiteindelijk is het dan ook aan de regeringsleiders van de G20 om hierover een akkoord te bereiken. Dit is voorzien op de G20-top in Brisbane (Australië) op 20 november aanstaande. Ik zal de Kamer te zijner tijd verder over de uitkomsten hiervan informeren.
De voorstellen dragen in belangrijke mate bij aan het bestrijden van het «too big to fail» probleem. Nederland vindt het dan ook essentieel dat de G20 uiteindelijk tot een geloofwaardig en effectief minimumvereiste komt, dat autoriteiten daadwerkelijk in staat stelt om de kosten van resolutie van (delen van) een bank te verhalen op aandeelhouders en crediteuren. Dit is belangrijk voor de stabiliteit van het mondiale financiële systeem en zet tevens mondiaal de standaard voor gelijksoortige eisen aan andere banken dan G-SIBs.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.