Ingediend | 27 augustus 2014 |
---|---|
Beantwoord | 7 oktober 2014 (na 41 dagen) |
Indiener | Gerard Schouw (D66) |
Beantwoord door | Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid organisatie en beleid recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z14424.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-198.html |
Ik respecteer het oordeel van de voorzieningenrechter in deze individuele casus, die overigens geheel op zichzelf staat. Ik heb uitvoering gegeven aan hetgeen mij door de voorzieningenrechter in de uitspraak van 10 juli jl. is opgedragen en aan deze levenslanggestrafte onbegeleid verlof verleend.
Bij de beoordeling voor de beslissing tot machtiging voor onbegeleid verlof en de beslissing op een gratieverzoek moeten verschillende aspecten en belangen worden afgewogen. Eén element betreft het belang van slachtoffers en nabestaanden. Een slachtofferonderzoek waarbij slachtoffers en/of nabestaanden worden geconsulteerd, voorafgaand aan een beslissing tot machtiging voor onbegeleid verlof of in het kader van de gratieprocedure, speelt een rol in de afweging van meerdere aspecten, waaronder voorts de onrust in de maatschappij en delictgevaarlijkheid. Bij iedere casus moet een individuele afweging van deze verschillende aspecten worden gemaakt.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
Zoals de toenmalige Minister en Staatssecretaris van Justitie in de brief van 16 oktober 2009 over de gratieprocedure en de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf (Vergaderjaar 2009–2010, Kamerstuk 32 123-VI nr. 10) reeds hebben aangegeven, wordt immer op basis van de individuele omstandigheden van de levenslanggestrafte op het gratieverzoek van een levenslanggestrafte beslist. Hierbij spelen naast de vergeldingscomponent en de ernst van het delict ook andere aspecten, zoals de leeftijd van een levenslanggestrafte, medische- en psychiatrische toestand en het recidiverisico. De opsomming in de eerder genoemde brief is niet limitatief. Ook de belangen van slachtoffers en nabestaanden spelen een rol bij de beslissing op het gratieverzoek.
Zie antwoord vraag 4.
Uitgangspunt bij het opleggen door de rechter van een levenslange gevangenisstraf is dat de veroordeelde niet meer terugkomt in de maatschappij. De rechter kiest in uitzonderlijke gevallen, waarbij een misdrijf zo ernstig is en het risico dat de veroordeelde na invrijheidsstelling opnieuw een ernstig gevaar voor de samenleving zal vormen zo groot, voor de levenslange gevangenisstraf. Dit betekent niet dat de veroordeelde nooit meer vrij kan komen. Ook voor levenslanggestraften bestaat de mogelijkheid van gratie.
Op 18 september jl. heeft de voorzieningenrechter in Den Haag een uitspraak gedaan in de zaak van een levenslanggestrafte wiens gratieverzoek ik had afgewezen. Ik respecteer de uitspraak van de voorzieningenrechter. Ik heb besloten niet in beroep te gaan tegen de uitspraak. Van belang is dat de voorzieningenrechter in ieder geval heeft geoordeeld dat het middel gratie kan voorzien in herzieningsmogelijkheden als bedoeld in de jurisprudentie van het Europees Hof, en het Nederlandse systeem van mogelijke gratiëring daarmee aan de vereisten dat een levenslange gevangenisstraf zowel juridisch als feitelijk verkortbaar is, beantwoordt. Daarmee heeft de levenslanggestrafte gedetineerde een perspectief op vrijlating, aldus de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter heeft de Staat bevolen om binnen veertien dagen na de betekening van het vonnis een begin te maken met activiteiten gericht op resocialisatie van de betreffende levenslanggestrafte, teneinde bij de beoordeling van een nieuw gratieverzoek van hem diens resocialisatie en de vorderingen op dat gebied te kunnen betrekken. Ik geef uitvoering aan hetgeen de rechter mij heeft opgedragen. Er is inmiddels gestart met het aanbieden van activiteiten gericht op resocialisatie aan deze gedetineerde.
In het licht van de uitspraak bestudeer ik of en zo ja welke consequenties deze uitspraak voor de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf en het gratiebeleid heeft. Ik zal uw Kamer hierover nog nader informeren.
Zie antwoord vraag 6.
Ja, ik ben hiervan op de hoogte. Uit de systematiek van de Gratiewet volgt dat aan het advies van het gerecht groot gewicht toekomt voor de te nemen gratiebeslissing. In beginsel is het advies van het gerecht leidend. Daarom wordt in het overgrote deel van de gratiezaken het advies van het gerecht gevolgd. Dat neemt echter niet weg dat ik in voorkomende gevallen de mogelijkheid heb om van het advies van het gerecht af te wijken en bijvoorbeeld het advies van het Openbaar Ministerie te volgen.
Ik ben van mening dat een beslissing op grond van een voorlopig advies niet per definitie in strijd is met de genoemde regelgeving. Als de inhoud van het voorlopig advies daartoe aanleiding geeft, zal ik nader advies vragen aan het gerecht.
Artikel 11 van de Gratiewet geeft slechts aan dat wanneer ik het wenselijk acht ik, naast het advies van het aangewezen gerecht, ook advies kan inwinnen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daaruit volgt niet dat ik gehouden ben advies te vragen bij de Hoge Raad als ik mij niet kan verenigen met een uitgebracht voorlopig advies. Voor zover ik heb kunnen nagaan, is het de afgelopen decennia niet voorgekomen dat advies is ingewonnen bij de Hoge Raad.
Nu ik zelf geen onderzoek heb laten doen naar de totstandkoming van gratiebeslissingen van commune levenslanggestraften, kan ik de conclusies in het onderzoek van Van Hattum en Cornelissen niet bevestigen. Zoals ik in het antwoord op vraag 8 heb aangegeven, is het thans geldende beleid dat het rechterlijk advies bij het nemen van gratiebeslissingen leidend, maar heb ik in voorkomende gevallen de mogelijkheid om van het rechterlijk advies af te wijken.
Zie antwoord vraag 6.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Schouw (D66) van uw Kamer aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het beleid inzake gratieverzoeken en het negeren van rechterlijke adviezen (ingezonden 27 augustus 2014) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.