Ingediend | 27 augustus 2014 |
---|---|
Beantwoord | 30 september 2014 (na 34 dagen) |
Indiener | Renske Leijten |
Beantwoord door | Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z14421.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-77.html |
Het beeld «dat de wijkzuster wordt opgesplitst» betreur ik en onderschrijf ik niet.
Integrale uitvoering van de wijkverpleegkundige functie is het uitgangspunt. Coördinerende, regisserende en organiserende werkzaamheden zijn integraal onderdeel van het werk van wijkverpleegkundigen; deze kunnen niet los gezien worden van de directe zorgverlening.
De berichten waar mevrouw Leijten op doelt betreft de inkoop van de prestatie «wijkgericht werken» waarvoor in 2015, als extra investering in de wijkverpleging, € 40 mln. beschikbaar is.
Onder deze NZa-prestatie vallen de activiteiten die niet direct te koppelen zijn aan een individueel zorgtraject van een patiënt. Het gaat hierbij om zaken als deelname van de wijkverpleegkundige aan het sociale wijkteam en andere wijkgerichte activiteiten. De wijkgerichte zorg vormt een impuls voor de samenwerking tussen gemeente en zorgverzekeraars in 2015. Met het wijkgericht werken wordt het ook mogelijk gemaakt dat mensen op basis van signalen uit het sociale wijkteam, bijvoorbeeld over zorgmijders of mensen die de weg naar de zorg niet kennen, worden geholpen. Dat betekent: kijken wat er aan de hand is en indien nodig doorschakelen naar Zvw- zorg en/of welzijn. Deze prestatie is niet bedoeld voor het indiceren van cliënten. Zorgverzekeraars kiezen ervoor om deze prestatie bij een beperkt aantal aanbieders te contracteren.
Het overgrote deel van de cliënten komt in zorg via de huisarts, het ziekenhuis of rechtstreeks in zorg en daarmee in het tweede segment. Het tweede segment betreft de zorgverlening aan de cliënt waarin er ruimte is voor signaleren, schakelen naar het gemeentelijke domein en inzet op zelfredzaamheid. De omvang van dit segment is in 2015 circa € 3,2 mld.
Ik heb inmiddels met partijen van het onderhandelaarsresultaat wijkverpleging gewerkt aan een tekst (bijlage 1)2 waarin de gezamenlijke uitgangspunten in 2015 die gelden voor het wijkgericht werken en de individueel toewijsbare zorgverlening staan verwoord. De afspraak is gemaakt dat ieders achterban wordt verzocht deze uitgangspunten te hanteren bij de inkoopgesprekken.
De wijkverpleegkundige vormt, samen met de huisarts, inderdaad een belangrijke spil in de wijk. De vrije ruimte om naar eigen inzicht te handelen is precies wat ik beoog.
Zo zal vanaf 2015 de indicatierol, die nu door het CIZ wordt uitgevoerd, door de wijkverpleegkundige worden gedaan. Zij zal daarbij breder kijken dan de oorspronkelijke zorgvraag van de cliënt, bijvoorbeeld naar zelfredzaamheid en sociale omgeving. Daarbij hoort ook dat de wijkverpleegkundige gehoor kan geven aan signalen die zij in de dagelijkse praktijk ontvangt. Het behoort tot de professionele autonomie van de wijkverpleegkundige om in te schatten wanneer het inschakelen van het sociale domein noodzakelijk is. Deze taken maken onderdeel uit van de zorgverlening aan de cliënt en behoren daarmee tot de individueel toewijsbare zorg. Uiteraard kan de wijkverpleegkundige ook zelf zorg verlenen: zij is in de eerste plaats een zorgverlener. De wijkverpleegkundige kan dus, veel meer dan nu het geval is, naar eigen inzicht handelen.
In de inkoopgids wijkverpleging van Zorgverzekeraars Nederland wordt gesteld dat de wijkverpleegkundige net als de huisarts, de eerste toegang tot professionele zorg en de verbindende schakel tussen zorgvragers en aanbieders binnen de domeinen van zorg, wonen en welzijn vormt. In mijn gesprekken met verzekeraars is dit beeld bevestigd. Ook voor zorgverzekeraars zijn thema’s als zelfredzaamheid en een goede verbinding met het sociale domein van wezenlijk belang.
Ook in de zorgverlening (segment 2) is er ruimte voor signaleren, het leggen van verbindingen naar het sociale domein en het versterken van zelfredzaamheid. Deze taken worden dus niet gescheiden. De wijkgerichte zorg (segment 1) is voor deelname aan het sociale wijkteam en andere wijkgerichte activiteiten die niet elke wijkverpleegkundige hoeft te doen. De zorgverlening bij de mensen thuis zal straks door één zorgaanbieder worden geleverd.
Voor de zorg die bij de mensen thuis wordt geleverd en daarmee individueel toewijsbaar is, geldt dat zowel het signaleren als de zorgverlening door de (wijk)verpleegkundige wordt geleverd. De wijkverpleegkundige komt bij mensen thuis en stelt vast wat er nodig is. Niet alleen op medisch vlak, zij constateert ook wat er voor overige ondersteuning uit het gemeentelijke domein aan de orde kan zijn. Indien nodig schakelt zij de gemeente in.
Het signaleren van de zorgbehoefte in de vorm van een indicatiestelling vindt door dezelfde zorgorganisatie plaats als de daadwerkelijke zorgverlening.
Zoals reeds genoemd in de antwoorden op eerdere vragen, worden deze taken niet uit elkaar getrokken.
Voor de prestatie «wijkgericht werken» zullen zorgverzekeraars een beperkt aantal aanbieders contracteren. Deze aanbieders kunnen hiervoor alleen een contract krijgen als zij ook individueel toewijsbare zorg (segment 2) leveren. Hiermee wordt de integraliteit van de geleverde zorg bevorderd.
De segmenten zijn niet bedoeld om het werk van de wijkverpleegkundige op te knippen, maar om naast de daadwerkelijke zorgverlening ruimte te bieden voor het op wijkniveau zorg inkopen die niet direct individueel toewijsbaar is.
Nee. De aparte positionering van het wijkgericht werken heeft er voor gezorgd dat zorgverzekeraars en gemeenten daar daadwerkelijk afspraken over maken. De samenwerking tussen zorgverzekeraars en gemeenten, die belangrijk is voor een integraal aanbod aan zorg en ondersteuning, is hiermee goed van de grond gekomen.
Op dit moment stel ik met de sector een monitor op om goed zicht te krijgen op de wijzer waarop het wijkgericht werken vorm krijgt. De inzichten die verkregen worden uit deze monitor kunnen worden meegenomen bij de bekostiging van wijkverpleging vanaf 2016.
Zoals eerder aangegeven gaan zorgverzekeraars de prestatie «wijkgericht werken» bij een beperkt aantal aanbieders inkopen. Het is het mogelijk dat de individuele zorgtaken en het wijkgericht werken, bijvoorbeeld de deelname aan sociale wijkteams, door verschillende aanbieders wordt uitgevoerd. Ik kan me hier iets bij voorstellen omdat niet iedere zorgaanbieder vertegenwoordigd hoeft te zijn in het sociaal wijkteam. Zoals ik al heb toegelicht kan het andersom niet zo zijn dat een aanbieder een contract heeft voor segment 1, maar geen individueel toewijsbare zorg levert. Zorgverzekeraars hebben zorgplicht, maar hoe ze deze zorg inkopen bepalen zij zelf.
Verzekeraars zijn de inkoop van de wijkverpleging inmiddels gestart. Zij pakken dit voortvarend op. Daar waar signalen zijn over zaken die niet juist worden ingekocht of waar misverstanden over zijn, gaan in eerste instantie aanbieders en verzekeraars hierover in gesprek. Ik gebruik mijn contacten met partijen ook om hen hierop aan te spreken indien nodig. De ruis die is ontstaan over de scheiding van wijkverpleegkundige zorg heb ik daarom in overleg met partijen opgehelderd. Dit heeft geleid tot een tekst (bijgevoegd) waar partijen zich in kunnen vinden en die leidend is bij de inkoop van wijkverpleegkundige zorg.
Helaas is de beantwoording niet voor de behandeling van de Wlz gelukt.