Ingediend | 21 juli 2014 |
---|---|
Beantwoord | 8 september 2014 (na 49 dagen) |
Indieners | Klaas Dijkhoff (VVD), Ard van der Steur (VVD) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z13581.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-2905.html |
De problematiek ten aanzien van de ondermijnende en georganiseerde criminaliteit in Zuid-Nederland is hardnekkig en zorgwekkend. Openbaar Ministerie (OM) en politie hebben verontrustende signalen over de (ontwikkeling van de) ondermijnende en georganiseerde criminaliteit aldaar. Ook vanuit het openbaar bestuur uit die regio's zijn hierover grote zorgen geuit. Het bevoegd gezag in Zuid-Nederland heeft dan ook besloten om per 1 oktober 2014, binnen de bestaande sterkte, meer politiecapaciteit in te gaan zetten op de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit. Voor een nadere uitwerking van de intensivering verwijs ik graag naar mijn brief van 4 september 2014 specifiek over dit onderwerp.
Zie antwoord vraag 1.
De bestaande capaciteit op het gebied van «Ondermijning» in Zuid-Nederland omvat naast de drie zuidelijke parketten ook de inzet van het landelijk parket en het functioneel parket in die regio. Daarbij geldt steeds dat indien nodig ook OM-capaciteit die voorzien was voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit wordt ingezet elders in het land of op andere criminaliteitsgebieden. Zo geven ondermijningsofficieren tevens leiding aan Teams Grootschalige Opsporing (TGO’s) die (onder meer) onderzoek doen naar liquidaties met geweld die (vaak) met de georganiseerde misdaad samenhangen.
De capaciteit van de arrondissementsparketten Limburg, Oost-Brabant, Zeeland-West-Brabant, het Landelijk Parket en het Functioneel Parket, die is toe te rekenen aan de aanpak van «Ondermijning» in Zuid-Nederland was in 2013 in totaal 57 fte, waarvan 22 fte officieren van justitie.
De totale operationele politiesterkte van de drie zuidelijke eenheden is 9.644 fte.3 De eenheden hebben daarin de volgende operationele sterkte tot hun beschikking: Oost Brabant 3.320 fte, Limburg, 2.860 fte en Zeeland-West Brabant 3.464 fte.
Eind 2010 is door mij, op verzoek van enkele bestuurders uit Brabant, de TaskForce B5 opgericht. In deze TaskForce zaten, naast de burgemeesters van de vijf grote Brabantse steden en de Directeur-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving van mijn departement, de top van OM, politie, Belastingdienst en van de Koninklijke Marechaussee uit die regio. Deze organisaties bepalen de prioriteiten binnen de gezamenlijke aanpak en plegen de inzet die daarvoor nodig is. Dit heeft in de periode 2010–2013 ervoor gezorgd dat er meer criminele organisaties werden aangepakt, meer beslag werd gelegd op crimineel vermogen en dat de bestuurlijke weerbaarheid van gemeenten werd verbeterd. Juist omdat de problematiek in Brabant ernstig is en het niet zo mag zijn dat door de gezamenlijke aanpak in de grote steden criminelen uitwijken naar kleinere gemeenten, wordt deze aanpak de komende jaren krachtig voortgezet en is de aanpak uitgebreid naar heel Brabant en Zeeland. Recent is besloten tot een extra inzet van OM en politie in de integrale aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit in Zuid-Nederland. Voor een nadere uitwerking van de intensivering verwijs ik graag naar mijn brief van 4 september 2014 over dit onderwerp.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Van der Steur en Dijkhoff (beiden VVD) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het bericht dat er geen extra capaciteit ter beschikking wordt gesteld ten behoeve van de aanpak van zware criminaliteit in Zuid-Nederland (ingezonden 21 juli 2014) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.