Ingediend | 9 juli 2014 |
---|---|
Beantwoord | 29 augustus 2014 (na 51 dagen) |
Indiener | Khadija Arib (PvdA) |
Beantwoord door | Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | jongeren organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z13182.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-2813.html |
Ja.
Het is juist dat levensbeëindigend handelen bij kinderen tussen de 1 en de 12 jaar op dit moment niet is toegestaan. De Regeling late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen is van toepassing op pasgeborenen, te definiëren als de leeftijdscategorie tot 1 jaar. Op basis van de evaluatie en het kabinetsstandpunt dat ik recent aan uw Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 33 750-XVI, nr. 110) is een dergelijke wijziging van de Regeling niet aan de orde.
Wel zal op een aantal onderdelen in de Regeling meer duidelijkheid worden geboden. Dit zal de komende periode worden uitgewerkt in samenwerking met de betrokken beroepsgroepen. Het is ons voornemen de nieuwe regeling in het voorjaar van 2015 gereed te hebben.
De Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) komt aan het eind van dit jaar met een standpunt over euthanasie bij kinderen en gaat tevens bezien hoe het gebruik van de recent opgestelde richtlijn palliatieve zorg bij kinderen beter kan worden geborgd. Daarnaast zullen zij onderzoek opzetten om in kaart te brengen hoe de levenseindezorg bij minderjarigen plaatsvindt, welke knelpunten daarin worden ondervonden en welke handelingsopties daarbij mogelijk als aanvulling meerwaarde zouden bieden. VWS ondersteunt dit inventariserende onderzoek met een financiële bijdrage. Ik wacht de resultaten van dit onderzoek en het standpunt van de NVK af.
In algemene zin bieden de richtlijn palliatieve zorg bij kinderen en de richtlijn actieve levensbeëindiging bij pasgeborenen van de NVK artsen houvast bij de complexe besluitvorming over de wijze waarop ernstig lijden van een pasgeborene kan worden verlicht. Het is niet aan mij om over het medisch handelen in een individuele casus te oordelen.
Zie antwoord vraag 2.
Zoals dhr. Verhagen in de uitzending aangeeft, lijkt het te gaan om een zeer beperkt aantal situaties waarin de vraag om actieve levensbeëindiging bij artsen wordt neergelegd. In geval er sprake is van zeer ernstig lijden dat niet anderszins is te verlichten is actieve levensbeëindiging in die gevallen op dit moment niet mogelijk. Het inventariserende onderzoek zal meer inzicht bieden in de huidige medische praktijk en de eventuele problemen die zich daarin voordoen.
Er is geen centrale registratie van euthanasieverzoeken, ongeacht of die afkomstig zijn van minderjarigen of meerderjarigen. Wel leggen artsen in het medisch dossier de gesprekken vast die over dit onderwerp hebben plaatsgevonden. Zoals ik heb toegelicht in het antwoord op vraag 2, gaat de NVK een inventariserend onderzoek opzetten waarin ook de omvang en inhoud van verzoeken om levensbeëindigend handelen worden meegenomen.
Het is van belang dat de discussie over levensbeëindiging bij minderjarigen met grote zorgvuldigheid wordt gevoerd. Ik wil dan ook niet op de uitkomsten van het onderzoek en het standpunt van de NVK vooruitlopen. Ik wacht de resultaten hiervan af. Ten aanzien van meldingsbereidheid van artsen in het kader van de regeling over levensbeëindiging bij pasgeborenen, verwijs ik u naar het kabinetsstandpunt dat ik recent aan uw Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 33 750-XVI, nr. 110).
Zie antwoord vraag 6.
Vragen van het lid Arib (PvdA) over actieve levensbeëindiging bij kinderen tussen 1 en 12 jaar (ingezonden 9 juli 2014) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is de vakantieperiode. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op deze Kamervragen doen toekomen. Ik streef er naar u deze voor het einde van het zomerreces toe te sturen.