Ingediend | 30 juni 2014 |
---|---|
Beantwoord | 18 augustus 2014 (na 49 dagen) |
Indieners | Otwin van Dijk (PvdA), Agnes Wolbert (PvdA) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z12296.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-2719.html |
Ja.
Zowel de Bijenkorf als de parkeergarage naast de Bijenkorf moesten worden ontruimd. Daarnaast zijn de Dam en enkele belangrijke toe- en uitgangswegen zoals het Rokin en het Damrak afgezet. Het besluit tot ontruiming betrof niet het Hotel Krasnapolsky.
De politie heeft omliggende bedrijven geïnformeerd over de ontstane situatie. Met het hotel Krasnapolsky heeft de politie gedurende de afhandeling van het incident contact gehouden. De contactmomenten waren van informerende en adviserende aard (er zijn geen besluiten opgelegd). Hotel Krasnapolsky heeft op basis van de informatie en de adviezen een aantal passende maatregelen genomen, zoals het tijdelijk sluiten van één van de ingangen tot het hotel. Voor personen in het hotel was het mogelijk om het hotel via de zij- en achteruitgang te verlaten.
De gemeente Amsterdam en politie zijn hier niet mee bekend en ook de beveiligingsfunctionaris van Hotel Krasnapolsky kan dit niet bevestigen.
Dat aspect heeft niet meegespeeld en dient ook niet mee te spelen. Hotel Krasnapolsky is niet ontruimd, omdat het zich niet in de gevarencirkel bevond.
Elke context van een ontruiming is anders en politiemensen zijn in staat om daar professioneel op in te spelen en om te gaan met de aanwezigheid van (groepen) invaliden. Ik heb geen indicatie dat preventieve evacuaties vertraging oplopen, of worden uitgesteld als het invalide personen betreft.
Een ontruiming wordt veelal gecoördineerd door de bedrijfshulpverlening, maar kan ook plaatsvinden op last van de politie. Daarbij kan sprake zijn van een ontruiming van een gebouw, maar ook van een gebied.
Bij evacuatie gaat het om een grootschalige ontruiming van gebieden, zoals het geval is bij een overstroming of een natuurbrand. In tegenstelling tot een ontruiming is er bij een evacuatie vaak geen sprake van een acute dreiging, maar kan men deze dreiging (meestal) aan zien komen. Een gecoördineerde evacuatie start na een formele toestemming van een daarvoor bevoegde bestuurder, doorgaans de burgemeester.
Gebouwen in Nederland zijn zodanig ontworpen dat bij een ontruiming in het geval van brand de aanwezige personen zichzelf, al dan niet met hulp van anderen, tijdig in veiligheid kunnen brengen. Mensen die incidenteel hulp van anderen nodig hebben (rolstoelgebruikers, mensen die moeilijk ter been zijn) worden bij een ontruiming, of evacuatie te allen tijde indien nodig geholpen door de hulpverleners.
Ik beschik niet over die gegevens en vind het ook niet nodig om die gegevens alsnog te verzamelen. Op grond van de bouwregelgeving is een gebouw zodanig ontworpen dat bij een ontruiming de aanwezigen tijdig in veiligheid kunnen komen of worden gebracht. Wanneer een aanwezige persoon zich, bijvoorbeeld in verband met een handicap, niet zelf tijdig in veiligheid kan brengen, zal hij daarbij hulp van anderen nodig hebben.
De gebruiker van het gebouw inventariseert eventuele risico’s en richt de interne ontruimingsorganisatie daarop in.
Zoals vermeld in de brief van 8 april 20143 zal de werkingssfeer van de voorschriften omtrent evacuatie in noodsituaties, bestrijding van brand en verlening van eerste hulp bij ongevallen in de Arbeidsomstandighedenwet worden verduidelijkt.
Daarnaast zullen het «Bouwbesluit 2012» en de toekomstige algemene maatregel van bestuur «Brandveilig gebruik overige plaatsen» specifieke bepalingen krijgen omtrent met name de ontruiming van personen in geval van brand.
Het gaat hierbij om het adequaat kunnen evacueren van bijvoorbeeld patiënten in een ziekenhuis, gedetineerden, bezoekers van een discotheek en van evenementen, in het geval van brand, of een andere calamiteit.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Otwin van Dijk en Wolbert (beiden PvdA) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over de ontruiming van een gedeelte van het centrum van Amsterdam naar aanleiding van de bommelding op 25 juni 2014 (ingezonden 30 juni 2014) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.