Ingediend | 20 juni 2014 |
---|---|
Beantwoord | 18 juli 2014 (na 28 dagen) |
Indieners | Sadet Karabulut , Jasper van Dijk |
Beantwoord door | Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
Onderwerpen | internationaal organisatie en beleid recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z11582.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-2582.html |
Het kabinet neemt de indicaties serieus. Het heffen van een belasting onder eigen onderdanen in Nederland is niet illegaal. Voorwaarde is dat deze betalingen plaatsvinden op basis van vrijwilligheid en binnen de grenzen die de wet hiervoor stelt. Om misstanden vast te kunnen stellen zijn het OM en politie in belangrijke mate afhankelijk van aangifte en melding door slachtoffers. Voor zover te achterhalen is in de systemen van de politie in Nederland, zijn geen recente aangiften bekend. Het is mogelijk om onder bepaalde voorwaarden anoniem aangifte te doen, waaronder aangifte onder nummer. Dit wordt van geval tot geval beoordeeld door politie en OM. Om deze beoordeling te kunnen maken is het van belang dat slachtoffers zich melden bij de politie. Het anoniem melden van misdrijven is overigens ook mogelijk via Meld Misdaad Anoniem.
Nederland benadert deze kwestie in Europees verband en heeft navraag gedaan bij EU-lidstaten en andere derde landen naar deze kwestie. Daaruit blijkt dat andere landen tegen dezelfde problemen aanlopen. Nederland heeft deze kwestie in hoog-ambtelijk EU-overleg geagendeerd om de problematiek in EU-verband nader te onderzoeken en waar nodig gezamenlijk gepaste maatregelen te nemen. In de komende periode zijn er meerdere overleggen gepland in EU-verband over migratie. De Afrikaanse Unie organiseert een migratieseminar in Oost-Afrika, met betrokkenheid van de EU. Daarnaast zal Nederland erop toezien dat migratiezaken in de EU-dialoog met Eritrea worden meegenomen. Zoals is aangegeven in de brief d.d. 3 juni jl. van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de berichtgeving inzake betrokkenheid van de Eritrese overheid bij mensensmokkel en afpersing van vluchtelingen, heeft dit onderwerp tevens de aandacht van het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Er is een fors aantal Eritrese organisaties in Nederland, die actief zijn op velerlei terrein: jeugd- en studentenorganisaties, religieuze organisaties (zowel christelijk als islamitisch), vrouwenorganisaties, vluchtelingenorganisaties, sportclubs ed. Het is niet onmogelijk dat sommige daarvan banden onderhouden met Eritrea en/of met de Eritrese overheid. Zulke contacten zijn, zolang deze binnen de Nederlandse wet- en regelgeving blijven, toegestaan. Voor zover valt na te gaan heeft geen enkele Eritrese organisatie in Nederland de afgelopen periode rijkssubsidie ontvangen.
Binnen de bestaande bevoegdheden doet het kabinet al het mogelijke. De banden tussen Nederland en Eritrea zijn zeer beperkt. De Nederlandse ambassade in Asmara is sinds december 2011 gesloten. Er is geen bilateraal ontwikkelingsprogramma met Eritrea en de bilaterale handelsbelangen zijn beperkt. De Eritrese ambassade in Den Haag wordt geleid op het niveau van een tijdelijk zaakgelastigde. De Eritrese tijdelijk zaakgelastigde is inmiddels ontboden om opheldering te verschaffen over de inning van de zgn. «diaspora-taks».
Eritrea heeft een ambassade in Den Haag. Het gebeurt zelden dat een ambassade door de gaststaat wordt gesloten. Onder het Verdrag van Wenen is dit wel mogelijk, nl. door intrekking van de eerder door Nederland gegeven instemming met de opening van die ambassade. Dat is op dit moment niet aan de orde. Het kabinet kiest ervoor de dialoog met Eritrea gaande te houden, ook in EU-verband, om ontwikkelingen in Eritrea te kunnen monitoren en om boodschappen over de erbarmelijke mensenrechtensituatie en ongewenste praktijken rond de belastinginning over te kunnen brengen.
De belangrijkste belemmering voor een slachtoffer van afpersing om anoniem aangifte te doen is het feit dat in dit soort zaken het slachtoffer bijna altijd een bekende is van de verdachte(n) en dat daardoor de aangifte herleidbaar is naar het slachtoffer. Van anonimiteit is dan geen sprake waardoor het doen van anonieme aangifte logischerwijs ook niet mogelijk is.
In het beleid aangaande anonimiteit in het strafproces is deze belemmering niet weg te nemen. De herleidbaarheid van een aangifte maakt immers de anonimiteit onmogelijk. In dit soort gevallen kunnen slachtoffers wel te allen tijde een melding doen bij de politie. De politie kan naar aanleiding daarvan het slachtoffer adviseren, een inschatting maken van de herleidbaarheid van een eventuele anonieme aangifte en de kans op represailles, bezien of er alternatieve mogelijkheden voor aangifte doen mogelijk zijn, bijvoorbeeld met domiciliekeuze, en/of ook zelfstandig onderzoek opstarten.