Ingediend | 19 juni 2014 |
---|---|
Beantwoord | 3 juli 2014 (na 14 dagen) |
Indieners | Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid terrorisme |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z11423.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-2432.html |
Ja
Het is bekend dat er verschillende personen met criminele antecedenten betrokken zijn bij de Nederlandse jihadistische beweging. In de beoordeling van de mate van dreiging die uitgaat van individuen wordt nadrukkelijk meegewogen in hoeverre er sprake is van een crimineel verleden, geweldshistorie en contacten in criminele netwerken. Er worden maatwerkinterventies afgesproken in casus overleggen tussen politie, OM en gemeenten. In elk individueel geval wordt de beste aanpak vormgegeven met als doel de mogelijke dreiging die van deze personen uitgaat te verminderen.
De politie brengt samen met de Financial Intelligence Unit – Nederland financiële stromen vanuit Nederland naar het buitenland in kaart. Daarbij is ook aandacht voor mogelijke financiering van de gewelddadige jihad met gelden vanuit het criminele circuit. Echter, vaak is niet duidelijk of en op welke wijze criminele gelden worden ingezet voor de jihadistische strijd.
In het contraterrorisme beleid wordt gekeken naar de mate waarin sprake is van verwevenheid van de georganiseerde criminaliteit en terroristische netwerken.
Indien het vermoeden bestaat dat een persoon geldelijke steun verleent aan het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, is deze handeling conform Artikel 421 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar. Het is aan het Openbaar Ministerie (OM) om per geval te besluiten of tot vervolging wordt overgegaan. Daarbij zal het OM de bij de politie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten beschikbare informatie betrekken.
Conform eerder correspondentie met uw Kamer over dit onderwerp, acht het Kabinet het creëren van aanvullende administratieve detentiemogelijkheden ten behoeve van terrorismebestrijding, op dit moment niet noodzakelijk. Wanneer van een persoon een dreiging uitgaat – bijvoorbeeld omdat de persoon van plan is uit te reizen naar of is teruggekeerd van een jihadistisch strijdgebied – dan beschikt het OM over voldoende wettelijke instrumenten om, in samenwerking met de politie, strafrechtelijk op te treden. Zo is bij verdenking van een terroristische misdrijf bewaring mogelijk, ook buiten het geval van ernstige bezwaren tegen de verdachte. Daarnaast kunnen diverse bestuurlijke instrumenten worden getroffen, zoals het stopzetten van toeslagen en uitkeringen, het nemen van paspoortmaatregelen en het kunnen bevriezen van financiële tegoeden. Ik verwijs hierbij naar mijn brief van 30 juni jl. aan uw Kamer (kenmerk 534821).