Ingediend | 16 juni 2014 |
---|---|
Beantwoord | 22 juli 2014 (na 36 dagen) |
Indiener | Lilian Helder (PVV) |
Beantwoord door | Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid recht strafrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z11084.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-2598.html |
Ja.
Gevangenisstraffen worden in beginsel in penitentiaire inrichtingen ten uitvoer gelegd. De tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel vindt in de daartoe ingerichte forensisch psychiatrische centra (fpc’s) plaats, uitzonderingen daargelaten. Met toepassing van artikel 13, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is het mogelijk om personen met een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis (lees: geestesstoornis) die zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf in een fpc te plaatsen indien zij hiervoor in aanmerking komen. Op deze wijze kan bijvoorbeeld worden voorkomen dat een lopend behandeltraject (onnodig) wordt onderbroken vanwege een later opgelegde gevangenisstraf.
In die gevallen dat een tbs-gestelde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf kan de rechter, in aanvulling op het dictum, advies geven over de locatie waar deze gevangenisstaf moet worden uitgezeten, daarbij rekening houdend met het noodzakelijke zorg- en beveiligingsniveau van betrokkene evenals de ernst van het gepleegde delict.
Op grond van het eventuele advies van de rechter en een gedragskundig advies bezie ik per geval of het fpc-verblijf van betrokkene wordt gecontinueerd of dat een tijdelijke plaatsing in het gevangeniswezen aangewezen is.
In het gevangeniswezen en de forensische zorgsector staat een persoonsgerichte aanpak centraal. Met deze aanpak kan het recidiverisico van veroordeelden het meest effectief worden teruggebracht. In dat kader is het van belang dat personen met een geestesstoornis zo veel mogelijk worden toegeleid naar de meest passende plek, indien noodzakelijk met een passend beveiligingsniveau. Dit kan bijvoorbeeld een penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) of een fpc zijn.
Ondanks dat in fpc’s de (interne) rechtspositie van de Beginselenwet verpleging terbeschikkinggestelde (Bvt) geldt en dus niet de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) zoals in het gevangeniswezen, is in beide gevallen sprake van vrijheidsbeneming. Daarom acht ik het verantwoord dat in bepaalde gevallen de later opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer kan worden gelegd in een fpc (met een Bvt-regime) met daarbij als randvoorwaarden dat de zorgbehoefte van de betrokkene hiertoe noodzaakt en dit vanuit veiligheidsoverwegingen toelaatbaar is.
Zie antwoord vraag 2.
Vanaf 2012 zijn zeven tbs-gestelden veroordeeld tot een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf waarbij in vier gevallen de opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer werd gelegd in een gevangenis. In de overige drie zaken wordt op dit moment nog met het Openbaar Ministerie gesproken over de tenuitvoerleggingslocatie.
Indien ervoor wordt gekozen om een gevangenisstraf ten uitvoer te leggen in het fpc waar betrokkene al verblijft, loopt de termijn van de tbs-maatregel door. Dit leidt ertoe dat het behandeltraject kan worden voortgezet. Op deze wijze verkrijgen tbs-gestelden de noodzakelijke zorg, ook als hun vrijheid uit anderen hoofde wordt ontnomen.
Dit betekent echter niet dat een later opgelegde gevangenisstraf geen gevolgen heeft voor tbs-gestelden. Zo vinden er tijdens de looptijd van een gevangenisstraf geen verlofbewegingen plaats. Dit betekent dat een eventuele inmiddels verkregen bewegingsvrijheid van tbs-gestelden wordt opgeschort, waarmee de terugkeer in de samenleving zo kort als mogelijk, maar zo lang als nodig wordt uitgesteld.
Door middel van een tbs-maatregel kan de recidive van personen met een geestesstoornis laag worden gehouden. Zo is de algemene recidive van ex-tbs-gestelden twee jaar na beëindiging van de maatregel 20,9 procent, terwijl dit percentage bij de gehele groep ex-justitiabelen aanzienlijk hoger ligt: 49,3 procent. Het is daarom van belang dat deze maatregel alleen wordt onderbroken als dit noodzakelijk is – bijvoorbeeld wanneer de rechter een gevangenisstraf oplegt en daarbij adviseert dat deze straf in een penitentiaire inrichting moet worden uitgezeten.
Bovendien kan schorsing of onderbreking van de tbs-maatregel ook leiden tot een toename van de kosten, omdat het behandeltraject hierdoor wordt vertraagd en in een aantal gevallen ook wordt gefrustreerd. Dit maakt dat in elke individuele casus een afweging moet worden gemaakt over de wijze van tenuitvoerlegging.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Helder (PVV) van uw Kamer aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het bericht «Opnieuw straf brandstichter Winschoten» (ingezonden 16 juni 2014) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.