Ingediend | 13 juni 2014 |
---|---|
Beantwoord | 16 juli 2014 (na 33 dagen) |
Indiener | Joram van Klaveren (GrBvK) |
Beantwoord door | Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
Onderwerpen | defensie internationaal |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z10962.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-2573.html |
Ja.
Van de vorming van een Europees leger, dat wil zeggen een leger dat wordt ingezet op grond van een besluit van een Europese instelling, is geen sprake. Europese landen werken intensief samen op defensiegebied, onder meer in het kader van de EU en de Navo, maar elk land beslist zelf over de inzet van de eigen eenheden. Wel streven de Europese landen naar de intensivering van de defensiesamenwerking. In de conclusies van de Europese Raad van 19 en 20 december 2013 zijn daarover concrete aanwijzingen opgenomen. Het gaat in hoofdzaak om de verhoging van de effectiviteit en de zichtbaarheid van het Gemeenschappelijke Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB), de gezamenlijke capaciteitenontwikkeling en de versterking van de defensiemarkt en -industrie. In mijn brief van 11 februari jl. ben ik hierop nader ingegaan (Kamerstuk 21 501-28, nr. 108).
In mei 2013 heb ik samen met mijn Duitse ambtgenoot de Declaration of Intent (DoI) getekend over de verdieping van de defensiesamenwerking (Kamerstuk 33 279, nr.2. In de DoI hebben wij afgesproken dat beide landen krijgsmachtbreed zullen onderzoeken waar verdieping van de samenwerking mogelijk is, tot de integratie van eenheden aan toe. De integratie van de Luchtmobiele Brigade in de Duitse Division Schnelle Kräfte,waarvan het voornemen reeds in de DoI was vermeld, is hiervan een belangrijk resultaat. Ook bij de integratie van eenheden geldt echter dat Duitsland en Nederland elk het laatste woord hebben over de inzet van de eigen militairen.
Defensiesamenwerking hoeft niet op gespannen voet te staan met soevereiniteit. Het begrip «soevereiniteit» had vroeger een beperkte betekenis en hield in de exclusieve zeggenschap over het eigen territorium en de eigen middelen. Tegenwoordig wordt onder «soevereiniteit» ook verstaan het vermogen om handelend te kunnen optreden. Voor dat handelingsvermogen zijn capaciteiten noodzakelijk. Defensiesamenwerking waarbij landen gezamenlijk capaciteiten opbouwen, vergroot het handelingsvermogen en daarmee de soevereiniteit.
Wel moeten partners op elkaar kunnen rekenen. Nederland zal intensieve samenwerkingsverbanden bij voorkeur aangaan met partners met een geringe (geo-)politieke afstand tot ons land en met een vergelijkbare politieke cultuur. Zoals ik eerder naar voren heb gebracht, is het van groot belang dat niet alleen de regeringen maar ook de parlementen onderling een intensieve dialoog voeren om daarmee de vertrouwensband nog verder te versterken.
Hiervan is geen sprake. Bezuinigen en versterken van de internationale samenwerking liggen niet in elkaars verlengde. Bij defensiesamenwerking gaat de kost veelal voor de baat uit. Als partners de indruk krijgen dat Nederland wil samenwerken om te kunnen profiteren van de capaciteiten van een ander, en dus free rider gedrag vertoont, zal het snel gedaan zijn met de bereidheid om met ons in zee te gaan. Samenwerking kan alleen succesvol zijn als elke partner een aanzienlijke bijdrage levert en in voldoende mate profiteert van de voordelen.
In de nota In het belang van Nederland heb ik uiteengezet dat onze veiligheidsbelangen verknoopt zijn met de wereld om ons heen. Nederland is niet in staat op eigen kracht zijn veiligheid te garanderen. Voor de gemeenschappelijke veiligheid van de partners in de Navo en de EU is het noodzakelijk om samen met andere landen te kunnen optreden in grotere verbanden. Dit vereist een hoge mate van interoperabiliteit, niet alleen op materieelgebied maar ook in doctrines en bij de voorbereiding op inzet. Daarnaast kunnen de landen van de Navo en de EU alleen gezamenlijk de onderkende tekorten aan militaire capaciteiten aanvullen. Samenwerking kan leiden tot meer doelmatigheid en effectiviteit.