Ingediend | 3 juni 2014 |
---|---|
Beantwoord | 15 juni 2015 (na 377 dagen) |
Indiener | Jasper van Dijk |
Beantwoord door | Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
Onderwerpen | hoger onderwijs onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z10012.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-2544.html |
Naar aanleiding van dit bericht en de hoogte van de vertrekregeling zoals vermeld in het jaarverslag 2013 heb ik de Inspectie verzocht om de desbetreffende vertrekregelingen van de twee oud-bestuurders te toetsen aan de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semi publieke sector (WNT). Voor mijn reactie verwijs ik u naar mijn antwoord op de vragen 3 en 4.
Ik ben van mening dat onderwijsgeld zo effectief en efficiënt mogelijk moet worden ingezet. Daarom heeft het Kabinet ook ingezet op wetgeving voor de topinkomens waardoor de inkomens en vertrekregelingen van bestuurders worden gemaximeerd. Daarnaast heb ik een moreel appèl gedaan op de bestuurders uit de onderwijs-, cultuur- en mediasector die bij invoering van de WNT op basis van overgangsrecht boven het WNT- maximum verdienden, om hun bezoldiging in lijn te brengen met het WNT-maximum. Daaraan hebben bijna alle bestuurders gehoor gegeven.
Nee dit is niet juist, de heer Smit heeft afgezien van een sabbatical van een half jaar en was bereid en beschikbaar om tijdens de opzegtermijn van 6 maanden te werken en heeft in die periode ook werkzaamheden verricht. Daarnaast is door de Inspectie geconstateerd dat de ontslagvergoeding (schadeloosstelling) uitgekeerd in 2014 € 242.645 bedroeg.
De afspraken tussen de VU-VUmc en de heer Smit over de schadeloosstelling dateren van voor de inwerkingtreding van de WNT. Daardoor is het overgangsrecht in het kader van de WNT van toepassing. De gemaakte afspraken worden door het overgangsrecht beschermd.
De uitgekeerde schadeloosstelling was echter € 2.125,- te hoog omdat bij het berekenen van de ontslagvergoeding geen rekening was gehouden met een aanpassing per 1-5-2014 van de bezoldiging als gevolg van het moreel appèl.
De Raad van Toezicht VU-VUmc en de heer Smit hebben namelijk naar aanleiding van het moreel appèl van de Minister in 2013 afgesproken dat de beloning in een aantal stappen in overeenstemming gebracht zou worden met het niveau dat in de voorgenomen wetgeving op dit punt als maximum zou gelden.
De Raad van Toezicht VU-VUmc en de heer Smit zijn nog tijdens het onderzoek van de Inspectie overgegaan tot het ongedaan maken van de genoemde overschrijding (terugstorten van het onverschuldigd betaalde bedrag van
€ 2.125,-).De Inspectie concludeert dat door de herstelbetaling, ten tijde van de vaststelling van het rapport er geen sprake is van het in strijd handelen met de WNT.
Ik ben van mening dat de middelen zo efficiënt en effectief mogelijk moet worden ingezet voor het onderwijs en onderzoek. Daarom vind ik het ook belangrijk dat de omvang van de uitkering wegens beëindiging dienstverband in de WNT is gemaximeerd. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
De Inspectie komt in het definitieve rapport over de bezoldiging en vertrekregeling van de heer Bouter tot de conclusie dat de afspraken met betrekking tot de schadeloosstelling en de sabbatical niet in strijd zijn met de WNT. Omdat de arbeidsovereenkomst van de heer Bouter en de VU-VUmc met de afspraken over de schadeloosstelling en sabbatical dateert van voor de inwerkingtreding van de WNT is het overgangsrecht in het kader van de WNT van toepassing.
Op de vraag of dit een aanvaardbare besteding van onderwijsgeld is, ben ik reeds ingegaan op mijn beantwoording van de vragen 2 en 3.
Het is juist dat niet alle afspraken uit arbeidscontracten zijn te controleren. Er is wel transparantie over de beloningen van bestuurders. Conform de WNT vermeldt een instelling in de verslaglegging van iedere topfunctionaris en iedere gewezen topfunctionaris de volgende gegevens: naam, bezoldiging, functie en duur en omvang van het dienstverband. Ook wordt van iedere topfunctionaris en gewezen topfunctionaris de uitkering wegens beëindiging van het dienstverband in de jaarverslaglegging vermeld. Op basis van deze gegevens uit de jaarverslagen zijn betalingen die betrekking hebben op de omvang van de bezoldiging en een mogelijke vertrekregeling aan bestuurders te controleren. Ik deel daarom niet de mening dat dit onaanvaardbaar is.
Er zijn verschillende wegen waarlangs de medezeggenschap een standpunt over specifieke vertrekregelingen kenbaar kan maken. Dat kan bijvoorbeeld via de Raad van Toezicht, die over benoeming en ontslag(voorwaarden) van bestuurders gaat en waar de medezeggenschap in ieder geval twee keer per jaar overleg mee heeft. Daarnaast krijgt de medezeggenschap met het Wetsvoorstel Versterking Bestuurskracht adviesrecht bij benoeming, maar ook bij ontslag van bestuurders.
Daarnaast mag volgens de WNT vanaf 1 januari 2013 de wettelijk toegestane uitkering wegens beëindiging dienstverband niet meer zijn dan € 75.000. Hierdoor worden exorbitante vertrekregeling tegengehouden.
Ja, zoals eerder aangegeven heb ik een moreel appèl gedaan op bestuurders om de bezoldiging in lijn te brengen met het WNT-maximum. De afspraken met betrekking tot de vertrekregelingen bij de VU dateren van voor de inwerkingtreding van de WNT en worden door het overgangsrecht beschermd. Ik vind het daarom belangrijk dat in de WNT de omvang van de uitkering wegens beëindiging dienstverband is gemaximeerd waardoor dit soort royale vertrekregelingen worden voorkomen.
Juridisch kan ik verder geen stappen ondernemen om de uitkering van deze vertrekregelingen te stoppen omdat mij hiervoor de grondslag ontbreekt. Zie hiervoor de rapporten van de Inspectie en mijn antwoorden op vragen 2, 3 en 7.
Op 3 juni jongstleden heeft het Kamerlid Jasper van Dijk (SP) aan mij vragen gesteld over het bericht dat twee oud-bestuurders van de VU een gouden handdruk meekrijgen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 2014Z10012). Hierbij laat ik u weten dat ik de Inspectie van het Onderwijs heb verzocht om onderzoek te doen naar de vertrekregelingen van deze oud-bestuurders. Dit onderzoek duurt, rekening houdend met de bijbehorende procedures van hoor en wederhoor, ruim 3 maanden. Ik zal de vragen zo spoedig mogelijk na afronding van het onderzoek beantwoorden.