Kamervraag 2014Z09703

De werving, de rechtspositie en de bevoegdheden van politievrijwilligers

Ingediend 28 mei 2014
Beantwoord 19 juni 2014 (na 22 dagen)
Indiener Gert-Jan Segers (CU)
Beantwoord door Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD)
Onderwerpen openbare orde en veiligheid politie, brandweer en hulpdiensten
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z09703.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-2293.html
  • Vraag 1
    Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over de rechtsgronden voor bewapening1 en de realisatie van de doelstelling te komen tot 5.000 vrijwillige ambtenaren van politie in 2015?2

    Ja.

  • Vraag 2
    Als de politie geen in- en uitstroomcijfers bijhoudt, hoe weet u dan hoeveel mensen u jaarlijks moet werven teneinde het aantal vrijwillige ambtenaren van politie (hierna: politievrijwilligers) in 2015 op 10% van de beroepsformatie uit te laten komen? Hoeveel politievrijwilligers verwacht u na 2015 jaarlijks te moeten werven om aan deze 10% norm te blijven voldoen? Gaat u alsnog de in- en uitstroomcijfers van politievrijwilligers bijhouden?

    De politie richt zich in eerste instantie op het behalen van de doelstelling van 5.000 vrijwilligers ultimo 2016. Instroomcijfers en uitstroomcijfers voor vrijwilligers worden door de politie tot op heden niet bijgehouden. Wel beschikt de politie over cijfers van het totaal aantal politievrijwilligers. Aan de hand hiervan kan de politie bepalen hoeveel er nog geworven moeten worden.
    Het is nu nog niet bekend hoeveel politievrijwilligers na 2015 jaarlijks geworven moeten worden om aan de 10% norm te blijven voldoen. De politie zal per 2015 alle vrijwilligers in de personeelsadministratie opgenomen hebben, waardoor vanaf 2015 in- en uitstroomcijfers bekend zijn.

  • Vraag 3
    Hoe worden de prestaties van het vrijwilligersmanagement bij de politie gemeten? Kunt u deze prestatiecijfers voortaan opnemen in het jaarverslag van de politie?

    Het vrijwilligersmanagement richt zich in deze fase eerst en vooral op het behalen van de doelstelling van 5.000 vrijwilligers ultimo 2016. Over de voortgang daarvan zal ik u informeren via het jaarverslag van de politie.

  • Vraag 4
    Waarom heeft u eerst de verhouding tussen het aantal executieve politievrijwilligers en het aantal niet-executieve politievrijwilligers vastgesteld op 3 staat tot 23 terwijl u nu stelt dat de politie hierin een eigen verantwoordelijkheid heeft?4

    De verhouding 3:2 heb ik destijds vastgesteld in lijn met de toen bestaande verhouding tussen executieve en niet-executieve vrijwilligers. Sindsdien is zowel vanuit de politie als vanuit de samenleving meer belangstelling ontstaan voor een andere inzet als vrijwilliger. Naast een inzet op executieve taken kunnen vrijwilligers ook een goede ondersteunende bijdrage leveren aan de politietaak. Daarnaast heeft de politie geconstateerd, nu het landelijk vrijwilligersbeleid gestalte krijgt, meer behoefte te hebben aan niet-executieve vrijwilligers dan in de Rijksbegroting was aangegeven. Vandaar dat ik heb ingestemd met de verhouding 2 staat tot 3.

  • Vraag 5
    Waarom heeft u wel een verantwoordelijkheid in het vaststellen van het aantal executieve en niet-executieve beroepsmatige ambtenaren van politie5 en geen verantwoordelijkheid in het vaststellen van het aantal executieve en niet-executieve vrijwillige ambtenaren van politie?

    Dit onderscheid herken ik niet als zodanig. Ik wijs u tevens op mijn beantwoording van de vragen 4 en 6. Ook het beoogde aantal vrijwilligers wordt met andere woorden door mij vastgesteld.

  • Vraag 6
    Klopt het dat de politie de norm heeft omgedraaid in de verhouding 2 staat tot 3? Zo ja, heeft u hiervoor toestemming gegeven, onder welke voorwaarden is door u toestemming verleend en wat is de motivatie voor die norm? Zo nee, welke norm hanteert de politie momenteel?

    Zie antwoord vraag 4.

  • Vraag 7
    Bent u bereid de halfjaarlijkse uitvoeringscirculaires6, waarin uw opdrachten aan het politiekorps staan, openbaar te maken via rijksoverheid.nl, zoals u dit ten tijde van de regionale politiekorpsen ook steeds heeft gedaan?

    Met de komst van de Nationale Politie per 1 januari 2013 is aan de halfjaarlijkse uitvoeringscirculaire aan de politiekorpsen een einde gekomen. Ik zend uw Kamer vanaf dit jaar wel jaarlijks het door mij vastgestelde Beheersplan Nationale Politie.

  • Vraag 8
    Klopt het dat een politievrijwilliger in 2013 al in de laagste belastingschijf netto minder overhield dan de onbelaste vrijwilligersvergoeding van € 4,50?

    Ingevolge de Regeling Vergoeding vrijwillige politie ontving de politievrijwilliger in 2013 een vaste vergoeding per jaar van € 166,77 en een vergoeding per uur van € 6,95. Rekening houdend met het laagste belastingtarief van 37% bedroeg in 2013 de vaste jaarlijkse vergoeding netto € 105,07 en de uurvergoeding netto € 4,38.

  • Vraag 9
    Kunt u aangeven hoe het door u geïntroduceerde begrip «zuivere onkostenvergoeding« fiscaal gezien moet worden geïnterpreteerd en kunt u daarbij aangeven welke van de volgende opties van toepassing is:

    Het in de vraag genoemde begrip «zuivere onkostenvergoeding» is niet bedoeld als een fiscaalrechtelijke duiding van de vergoeding aan politievrijwilligers. In de Regeling Vergoeding vrijwillige politie zijn de vergoedingen opgenomen die aan de politievrijwilligers worden toegekend. Daarbij is geen sprake van afzonderlijk, naast het loon, te verstrekken vergoedingen voor beroepskosten. De loonheffing moet daarom worden berekend over het totaal van de toegekende vergoedingen. Dit laat onverlet dat de vergoeding geheel bedoeld is als vergoeding voor de inzet, inclusief eventuele kosten die daarmee verband houden.

  • Vraag 10
    Kunt u, in het geval het om de tweede optie gaat, aangeven waarom op de salarisstrookjes van politievrijwilligers deze vergoeding niet is uitgesplitst? Kunt u een overzicht geven van de componenten waaruit het deel van de vergoeding vrijwillige politie die u in de voorgaande vraag als onkostenvergoeding hebt gedefinieerd en dus niet als vergoeding voor inzet is opgebouwd? Deelt u de mening dat de onkostenvergoeding naast materiële ook immateriële kosten omvat of zou moeten omvatten, die onder andere worden veroorzaakt door stress tijdens de dienstuitoefening en het feit dat ook vrijwillige politiemensen ook buiten dienst geacht worden op te treden bij incidenten?

    Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 9.

  • Vraag 11
    Klopt het dat vergoedingen en verstrekkingen die naar maatschappelijke opvattingen niet als beloningsvoordeel worden ervaren, of die bedoeld zijn beroepskosten te dekken, niet tot het loon behoren en volledig zijn vrijgesteld van loonheffing?7 Deelt u de mening dat het deel van de vergoeding vrijwillige politie die u in de voorgaande vraag als onkostenvergoeding hebt gedefinieerd daarom vrijgesteld is van loonheffing?

    Een afzonderlijk, naast het loon, vastgestelde vergoeding voor beroepskosten behoort in beginsel niet tot het loon. De in de vraag (met een verwijzing naar het Handboek Loonheffingen) genoemde vergoedingen die naar maatschappelijke opvattingen niet als beloningsvoordeel worden ervaren, zijn in die publicatie omschreven als – en met enkele voorbeelden toegelicht – min of meer toevallige voordelen die bij de dienstbetrekking horen. Daarvan is geen sprake bij de vergoedingen die zijn toegekend op grond van de Regeling Vergoeding vrijwillige politie.
    Voor de volledigheid merk ik hierbij nog op dat bij deze antwoorden, in navolging van de gestelde vragen, is uitgegaan van het regime van de Wet op de loonbelasting.

  • Vraag 12
    Is het u bekend dat er bevoegdheden zijn die alleen toekomen aan beroepsmatige executieve, onderscheidenlijk niet-executieve ambtenaren van politie en niet tevens in dezelfde situaties toekomen aan vrijwillige ambtenaren van politie?8 Gaat u wetten, regelingen en besluiten waarin dit het geval is aanpassen nu u de mening deelt dat politievrijwilligers in dezelfde situaties over dezelfde bevoegdheden moeten kunnen beschikken en met dezelfde taken belast moeten worden als hun beroepscollega’s?9

    Ja, dit is mij bekend. Ik zal bezien of de wetten, regelingen en besluiten aanpassing behoeven voor zover er sprake is van behoefte aan inzet van vrijwilligers op taken waar deze bevoegdheden nodig zijn.

  • Vraag 13
    Klopt het dat als gevolg van het bewapeningsbesluit van 31 oktober 201310 executieve politievrijwilligers in de rang van aspirant bewapend kunnen worden met de lange wapenstok? Klopt het tevens dat aspiranten bij de beroepspolitie momenteel niet bewapend mogen worden met de lange wapenstok?11 Deelt u de mening dat losse bewapeningsbesluiten niet bijdragen aan een eenduidige bewapeningssystematiek bij de politie?

    Het besluit bewapening en uitrusting voorziet niet in een bevoegdheid voor de korpschef om aan aspiranten of surveillanten (beroeps noch vrijwilliger) de lange wapenstok toe te kennen. Mocht hier echter, vanwege de aan hun toebedeelde taken, behoefte aan zijn dan kan de korpschef mij verzoeken om hier toestemming voor te verlenen, zoal dit ook is gebeurd voor de executieve politievrijwilligers. Bij een volgende wijziging van het Besluit bewapening en uitrusting politie, naar verwachting medio 2015, zal het artikel dat de bewapening van politievrijwilligers regelt worden aangepast zodat het (tijdelijke) bewapeningsbesluit van 31 oktober 2013 kan komen te vervallen.
    Het kan gewenst zijn dat een ambtenaar van politie naast zijn (standaard)bewapening op grond van de artikelen 2 tot en met 13 van het Besluit bewapening en uitrusting (tijdelijk) wordt uitgerust met een ander wapen. Hierbij kan worden gedacht aan een ambtenaar van politie die werkzaam is bij een eenheid die is belast met infiltratiewerkzaamheden of andere specialistische taken. Daarnaast kan het om operationele redenen noodzakelijk zijn om op korte termijn, een ambtenaar van politie te bewapenen met een ander wapen zoals bijvoorbeeld de lange wapenstok voor de vrijwillige ambtenaren van politie. Dergelijk bewapeningsbesluiten doen geen afbreuk aan een eenduidige bewapeningssystematiek maar geven de mogelijkheid om snel in te spelen op de actuele behoeften van de politie.

  • Vraag 14
    Klopt het dat u de besluiten over het toekennen van bewapening aan categoraal of eenheidsgewijs aangewezen buitengewoon opsporingsambtenaren doorgaans in de Staatscourant publiceert?12 Zo ja, bent u bereid soortgelijke besluiten over categorale of eenheidsgewijze toekenning van (aanvullende) bewapening van (vrijwillige) ambtenaren van politie voortaan ook in de Staatscourant te publiceren?

    De categoriale besluiten waarmee toestemming wordt verleend voor de aanstelling van boa’s worden in de Staatscourant gepubliceerd. De toestemming voor de categoriale bewapening van boa’s zijn in het categoriale besluit opgenomen en worden daarmee ook gepubliceerd.
    Individuele bewapeningsbesluiten en bewapeningsbesluiten betreffende ambtenaren van politie (individueel of categoriaal) worden niet gepubliceerd. De direct toezichthouder (de politiechef) en de werkgever zijn op de hoogte van wat een individuele buitengewoon opsporingsambtenaar aan wapens mag dragen. Dit hangt onder meer af van de functie en, of zij de Regeling toetsing geweldbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar (RTGB) hebben behaald. Daarnaast is het bij het publiek algemeen bekend dat ambtenaren van politie in de meeste gevallen bewapend zijn. Ik zie dan ook geen aanleiding om dergelijke besluiten in de Staatscourant te publiceren.

  • Vraag 15
    Deelt u de mening dat losse bewapeningsbesluiten niet gebruikt moeten worden teneinde structureel en op grote schaal ambtenaren van politie te bewapenen? Zo nee, waarom wijkt uw antwoord af van de nota van toelichting bij de publicatie van het Besluit bewapening en uitrusting politie?13 Zo ja, wanneer verwacht u het wijzigingsbesluit dat regelt dat politievrijwilligers in dezelfde situaties over dezelfde bewapening kunnen beschikken als beroepsmatige ambtenaren van politie in het Staatsblad te publiceren?

    Ja, die mening deel ik. Verder verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 13.

  • Mededeling - 18 juni 2014

    Hierbij bericht ik u, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, dat de schriftelijke vragen van het lid Segers (ChristenUnie) over de werving, de rechtspositie en de bevoegdheden van politievrijwilligers (ingezonden 28 mei 2014) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2014Z09703
Volledige titel: De werving, de rechtspositie en de bevoegdheden van politievrijwilligers
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20132014-2293
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Segers over de werving, de rechtspositie en de bevoegdheden van politievrijwilligers