Ingediend | 30 april 2014 |
---|---|
Beantwoord | 26 mei 2014 (na 26 dagen) |
Indieners | Sietse Fritsma (PVV), Lilian Helder (PVV) |
Beantwoord door | Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid organisatie en beleid recht strafrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z08015.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-2074.html |
Volgens artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht komen vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland verblijven niet in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling na ommekomst van tweederde van de opgelegde straf. Hun kan wel strafonderbreking voor onbepaalde tijd worden verleend, op voorwaarde dat zij Nederland daadwerkelijk verlaten en niet terugkeren. Als echter sprake is van rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, komt de gedetineerde vreemdeling in beginsel in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling.
Dit leidt tot het onbedoelde gevolg dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling van toepassing is, indien een veroordeelde vreemdeling kort voor het in artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht vastgestelde moment van voorwaardelijke invrijheidstelling een asielaanvraag indient. Ook als deze aanvraag evident kansloos is, heeft de vreemdeling op grond van het Europese recht in beginsel in ieder geval tot aan de beslissing rechtmatig verblijf.
Ik zal daarom zo spoedig mogelijk een voorstel indienen om het Wetboek van Strafrecht op dit punt te wijzigen zodat alleen vreemdelingen met een bestendige vorm van rechtmatig verblijf voor voorwaardelijke invrijheidstelling in aanmerking kunnen komen.
Zie antwoord vraag 1.
De rechter heeft geoordeeld dat de betrokkenen op het tijdstip waarop zij in aanmerking zouden kunnen komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling, rechtmatig verblijf in Nederland hadden en dientengevolge in aanmerking komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling. Dat betekent overigens niet dat er geen vreemdelingenbewaring kan en zal volgen op voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Bij de beoordeling van eventuele asielverzoeken worden eventuele strafrechtelijke antecedenten betrokken. Afhankelijk van de individuele zaak kunnen antecedenten, zoals piraterij, leiden tot het oordeel dat artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag van toepassing is. In dat geval wordt het asielverzoek op die grond afgewezen. Daarnaast wordt een asielaanvraag in de regel ook afgewezen wanneer betrokkene een gevaar vormt voor de gemeenschap en veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden of meer.
Er wordt ingezet op de terugkeer van alle ongeveer 25 Somalische piraten die in Nederland zijn berecht. Ik heb met Somalië afspraken gemaakt over de gedwongen terugkeer van personen met deze achtergrond. Een persoon die is afgestraft in verband met piraterij is inmiddels op basis van deze afspraken op donderdag 22 mei jl. uitgezet naar Somalië. Eerder hebben ruim 10 Somalische piraten ervoor gekozen terug te keren in ruil voor strafonderbreking. Alle overige personen verblijven nog in strafrechtelijke dan wel in vreemdelingrechtelijke detentie.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Fritsma en Helder (PVV) van uw Kamer aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het ten onrechte vrij laten van Somalische piraten (ingezonden 30 april 2014) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.