Ingediend | 3 april 2014 |
---|---|
Beantwoord | 29 april 2014 (na 26 dagen) |
Indiener | Sadet Karabulut |
Beantwoord door | Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid sociale zekerheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z06058.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-1857.html |
Ik heb de berichtgeving over het rapport van de gemeentelijke ombudsman van de gemeente Rotterdam gevolgd. De huidige economische situatie in Nederland heeft effect op het beroep dat op de bijstandsuitkering wordt gedaan. Daar ben ik mij bewust van en ik realiseer me dat in sommige gemeenten het aantal bijstandsgerechtigden sterker toeneemt dan in andere gemeenten.
De gemeentelijke ombudsman van Rotterdam gaat in zijn jaarverslag 2013 onder meer in op klachten die zijn binnengekomen van bijstandsgerechtigden over de dienstverlening. In het voornoemde bericht heeft wethouder Florijn aangegeven dat voor het afhandelen van de bijstandsaanvragen in Rotterdam steeds meer gekwalificeerde medewerkers nodig zijn. Daarnaast heeft hij aangegeven dat het in zijn ogen een landelijk probleem betreft dat deze medewerkers in steeds mindere mate voorhanden zijn. Ik ga er daarom vanuit dat u vraagt of ik de mening deel over het voorhanden zijn van voldoende medewerkers.
In dit kader wijs ik erop dat een juiste en rechtmatige uitvoering van de WWB primair een aangelegenheid is tussen het uitvoerende college van B&W en de kaderstellende en controlerende gemeenteraad.
Ik heb recentelijk geen signalen ontvangen over andere gemeenten waar soortgelijke zaken zich zouden voordoen. Bij de beantwoording van Kamervragen van Siderius (SP) ingezonden op 25 september 2013, ben ik reeds ingegaan op een soortgelijk signaal in 2013.2
Ik ben van mening dat burgers die een beroep doen op de WWB op zo kort mogelijke termijn duidelijkheid moeten krijgen over hun aanvraag. Gemeenten dienen in beginsel binnen
acht weken nadat een aanvraag is ingediend een beslissing te nemen over die aanvraag. Het gaat hier om een ordetermijn. Tegen het uitblijven van een beslissing staan bezwaar- en beroepsmogelijkheden open (Algemene wet bestuursrecht). Indien de belanghebbende binnen deze ordetermijn niet alle informatie heeft verstrekt die noodzakelijk is voor de te nemen beslissing, hebben gemeenten langer dan 8 weken de tijd om een besluit op de aanvraag te nemen. In dit kader benadruk ik dat in de WWB de verantwoordelijkheid voor het toezicht op de uitvoering door het college van B&W primair bij de gemeenteraad ligt.
Zie antwoord vraag 2.
De WWB is een laatste vangnet waarop burgers beroep kunnen doen. Gemeenten hebben, zoals bij de beantwoording van vraag 3 aangegeven, in beginsel acht weken de tijd om tot een beslissing te komen. Daarnaast zijn gemeenten gehouden om binnen uiterlijk vier weken na datum van de aanvraag een voorschot van 90% van de algemene bijstand te verstrekken. Daarna wordt iedere vier weken opnieuw een voorschot uitbetaald zolang het college nog geen beslissing heeft genomen. Indien de uitkering wordt vastgesteld, wordt het voorschot verrekend met de uitkering die wordt toegekend over de periode waarvoor een voorschot is verleend. Op deze manier biedt het stelsel, mede gelet op de mogelijkheden van bezwaar en beroep, voldoende waarborgen voor burgers.
Gezien de primaire verantwoordelijkheid van de gemeenteraad om toe te zien op de uitvoering van de WWB, zie ik in het kader van het voornoemde bericht geen aanleiding om met aanvullende maatregelen te komen.