Ingediend | 31 maart 2014 |
---|---|
Beantwoord | 2 mei 2014 (na 32 dagen) |
Indiener | Kees van der Staaij (SGP) |
Beantwoord door | Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
Onderwerpen | internationaal organisatie en beleid recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z05787.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-1862.html |
Ja.
De blasfemiewetgeving stamt uit 1860, uit de koloniale tijd. Deze is echter onder het bewind van Zia-ul-Haq aangescherpt. De Pakistaanse blasfemiewetgeving is erop gericht om belediging van de islam of haar belangrijkste profeet te voorkomen. Echter, ook beledigende uitlatingen over andere religies dan de islam zijn in Pakistan strafbaar. De blasfemiewet voorziet bij veroordeling in de mogelijkheid van de doodstraf. De blasfemiewetgeving is uiterst gevoelig voor misbruik. Zo wordt de blasfemiewet vaak misbruikt om religieuze minderheden te beschuldigen. Achterliggende motieven zijn vaak persoonlijke vetes en economisch gewin. Volgens de Pakistaanse overheid blijkt uit de statistieken dat het merendeel van de blasfemieklachten moslims betreft.
De situatie van religieuze minderheden in Pakistan is al jaren zorgelijk als gevolg van toenemende intolerantie en geweld. Deze intolerantie wordt gevoed door de toename van invloed van extremistische islamitische groeperingen in de Pakistaanse samenleving. De Pakistaanse overheid is onvoldoende in staat om bescherming te bieden aan religieuze minderheden.
Er zijn een aantal blasfemiezaken aanhangig gemaakt. Deze rechtszaken verlopen moeizaam. Zowel de formulering van de bepalingen als de bewijsvoering maakt de wetgeving uiterst gevoelig voor misbruik. De bewijslast ligt bij de beklaagde. Doordat er meestal sprake is van valse beschuldigingen is het voor de beklaagde moeilijk dit aan te tonen. Blasfemiezaken liggen zeer gevoelig in Pakistan. Advocaten – evenals de internationale gemeenschap – moeten daarom uiterst omzichtig te werk gaan. De ervaring leert echter ook dat gerechten in eerste aanleg gevoeliger zijn voor maatschappelijke druk dan het Lahore High Court. Tot nu toe zijn ter dood veroordelingen van blasfemie niet uitgevoerd. Wel is het risico aanzienlijk dat «extremisten» het recht in eigen hand nemen.
De beklaagde stelt onschuldig te zijn. Volgens hem is sprake van een geschil over onroerend goed tussen hem en degene die hem van blasfemie heeft beschuldigd. Er is beroep aangetekend tegen het vonnis. Het is niet te voorspellen hoe deze zaak zal verlopen.
Nederland stelt de kwestie rond de blasfemiewetten in Pakistan geregeld in bilaterale en multilaterale contacten aan de orde, waarbij de weg van stille diplomatie het meest effectief is gebleken. Meest recent gebeurde dit tijdens de buitenlands politieke consultaties met Pakistan op 28 februari jl. te Islamabad. Zichtbare buitenlandse aandacht voor de blasfemiewetgeving in Pakistan wordt door fundamentalistische islamitische groepen en partijen uitgelegd als ongewenste inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van de soevereine staat Pakistan en leidt juist daardoor tot actieve steun voor handhaving blasfemiewetgeving onder delen van de bevolking. Nederland zal, zowel in EU- en VN-verband als bilateraal, bij de Pakistaanse autoriteiten aandacht voor de positie van religieuze minderheden blijven vragen. In het bijzonder ook voor de desbetreffende Pakistaanse christen.