Ingediend | 5 maart 2014 |
---|---|
Beantwoord | 4 april 2014 (na 30 dagen) |
Indiener | Joram van Klaveren (PVV) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z04030.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-1630.html |
Ja.
Ik verwijs u graag naar de brief aan uw Kamer met de beleidsbevindingen op het 35e Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN). Het DTN35 beschrijft opnieuw de dreiging die voor Nederland uitgaat van het jihadisme. In de brief worden verschillende maatregelen beschreven inzake de aanpak van jihadgangers en terugkeerders. Dergelijke maatregelen kunnen ook worden genomen jegens vrouwen die willen uitreizen of reeds uitgereisd zijn. Daarbij kan gedacht worden aan strafvervolging, bestuurlijke maatregelen zoals het stoppen van toeslagen en uitkeringen, paspoortmaatregelen en het bevriezen van financiële tegoeden. Per individueel geval wordt bekeken wat de meest geëigende aanpak is.
In elk individueel geval wordt de beste aanpak vormgegeven met als doel de mogelijke dreiging die van personen uitgaat te verminderen. In geval van jihadisten met een dubbele nationaliteit zal enkel en alleen de paspoortmaatregel niet afdoende zijn. Per geval worden de verschillende mogelijke maatregelen afgewogen en besloten tot de meest adequate aanpak.
Nee. Wanneer van een persoon een dreiging uitgaat – bijvoorbeeld omdat de persoon van plan is uit te reizen naar of is teruggekeerd van een jihadistisch strijdgebied – dan beschikt het Openbaar Ministerie over voldoende wettelijke instrumenten om, in samenwerking met de politie, strafrechtelijk op te treden. Zo is bij verdenking van een terroristische misdrijf bewaring mogelijk ook buiten het geval van ernstige bezwaren tegen de verdachte. Tevens bestaan er bestuurlijke instrumenten voor de aanpak, zoals het stopzetten van toeslagen en uitkeringen, het nemen van paspoortmaatregelen en het kunnen bevriezen van financiële tegoeden. Ik acht daarom het creëren van aanvullende administratieve detentiemogelijkheden ten behoeve van terrorismebestrijding niet noodzakelijk.
Naast deze aanpak van jihadgangers en terugkeerders richt het kabinet zich op de preventie van radicalisering. Zoals beschreven in de brief popjihad – preventie radicalisering (Vergaderjaar 2013–2014 Kamerstuk 32 824 nr. 49) is het vraagstuk van jihadistische radicalisering zowel een veiligheids- als een integratieprobleem. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid richt zich daarbij in samenwerking met de NCTV op het verhogen van de weerbaarheid van moslimgemeenschappen en op ondersteuning van o.a. gemeenten bij vroegsignalering van maatschappelijke en sociale spanningen.
Het Openbaar Ministerie (OM) bepaalt wie voor de strafrechter moet verschijnen en voor welk strafbaar feit. Het besluit om over te gaan tot vervolging ligt daar. Deelname aan de jihadistische strijd of het volgen van terroristische training zijn strafbaar en het OM bekijkt per geval wat de mogelijkheden tot vervolging zijn.
Op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) kan het Nederlanderschap worden ingetrokken als sprake is van een onherroepelijke veroordeling wegens een terroristisch misdrijf. Voorwaarde is dat de betrokken persoon naast de Nederlandse nationaliteit ook een andere nationaliteit bezit. Intrekking van het Nederlanderschap is namelijk niet mogelijk als staatloosheid daarvan het gevolg is (het Europees Verdrag inzake Nationaliteit, waarbij Nederland partij is, staat dit niet toe). Voorwaarde is ook dat het misdrijf na 1 oktober 2010 is gepleegd. Na het intrekken van het Nederlanderschap wordt betrokkene tot ongewenst vreemdeling verklaard en wordt hij uitgezet.
Hierbij bericht ik u, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dat de schriftelijke vragen van het lid Van Klaveren (PVV) over «jihadbruiden» (ingezonden 5 maart 2014) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.