Ingediend | 22 januari 2014 |
---|---|
Beantwoord | 12 februari 2014 (na 21 dagen) |
Indieners | Pieter Omtzigt (CDA), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
Beantwoord door | Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
Onderwerpen | internationaal organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z00971.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-1196.html |
De reis naar Cuba was begin december nog niet bevestigd. De definitieve overeenstemming over de datum voor het gesprek met de counterpart werd uiteindelijk pas kort voor kerst vastgelegd. Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 2 december jl. is het raadzaam om, met het oog op de relatie met het ontvangende land, reizen niet vroegtijdig bekend te stellen. Evenwel was de Kamer in een eerdere fase op de hoogte dat het voornemen bestond om op ministerieel niveau een bezoek aan Cuba te brengen (zie Kamervragen met kenmerk 2013Z18313).
Zoals aangegeven in bovengenoemde Kamerbrief kunnen reizen op het laatste moment worden geïnitieerd, onder andere afhankelijk van internationale ontwikkelingen. Waar mogelijk en relevant voor de debatten komen veel van de reizen overigens in het reguliere verkeer met uw Kamer ter sprake.
Voor de periode tot zomer 2014 zal uw Kamer binnenkort een overzicht ontvangen, maar hierbij wordt wederom benadrukt dat een dergelijk overzicht voortdurend aan verandering onderhevig is, dat dit geen volledig beeld kan geven en daarom altijd onder voorbehoud is.
Nee.
Nee, dat is niet aangekondigd. In november 2012 heeft de Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton de opdracht gegeven om een onderhandelingsmandaat voor een nieuw EU-Cuba akkoord op te stellen. Mede op aandringen van Nederland geldt als uitgangpunt dat het Gemeenschappelijk Standpunt van kracht zal blijven tot er een nieuw akkoord is, dat mensenrechten adequaat adresseert.
Zie antwoord vraag 5.
Het Memorandum of Understanding geldt tussen de respectievelijke Ministeries van Buitenlandse Zaken. Het sluiten van dergelijke MoUs behoort tot de departementale bevoegdheden.
Zie antwoord vraag 7.
De betreffende schuld is ruim tien jaar geleden ontstaan. Een Nederlandse bank heeft indertijd leningen verstrekt aan een Cubaanse bank in staatshanden. De Nederlandse bank had het betalingsrisico afgedekt bij de rechtsvoorganger van Atradius DSB, de exportkredietverzekeraar die deze risico’s herverzekerde bij de Nederlandse Staat. Hiervoor diende de Nederlandse bank vanzelfsprekend een verzekeringspremie te betalen.
Op een gegeven moment kwam de Cubaanse bank haar betalingsverplichtingen niet langer na en diende de exportkredietverzekeraar schade te vergoeden aan de bank, die door de herverzekering ten laste kwam van de begroting van ons Ministerie van Financiën. De verzekerde bank droeg vervolgens de vordering bij schadevergoeding over aan de rechtsvoorganger van Atradius DSB, en daarmee indirect aan de Nederlandse Staat.
Door de exportkredietverzekeraar zijn vele pogingen ondernomen om de schade te recupereren. In 2004 is een terugbetalingsregeling gesloten, maar de Cubaanse bank hield al vrij snel weer op met betalen.
Eind 2013 is Atradius DSB erin geslaagd om een nieuw akkoord te bereiken dat het akkoord van 2004 doet herleven. Op 6 januari 2014 is dit nieuwe akkoord ondertekend door de Cubaanse bank en Atradius DSB, namens de Nederlandse Staat.
Dit akkoord bevat bedrijfsgevoelige informatie en kan derhalve niet volledig openbaar worden gemaakt. Bovendien zou dit ook de medewerking behoeven van de Cubaanse wederpartij. Wel kunnen de belangrijkste modaliteiten publiekelijk met de Kamer worden gedeeld.
Het akkoord voorziet in de terugbetaling van de hoofdsom aangevuld met een beperkt rentedeel. In totaal gaat het om een bedrag van ruim € 42,7 miljoen. Cuba zal in 2014 en 2015 € 125.000 per kwartaal betalen. Vanaf 2016 betaalt Cuba € 1 miljoen per kwartaal. Dit terugbetalingschema leidt tot een volledige terugbetaling in het jaar 2025. In het akkoord is een rentevoet van 2% opgenomen. Verder is overeengekomen om, zolang er geen achterstalligheden op de toegezegde betalingen zijn ontstaan, de exportkredietverzekering van risico’s op Cuba in beperkte mate te hervatten.
Op 14 mei 2013 werd tijdens een ambtelijk bezoek aan Cuba een verklaring betreffende bilaterale samenwerking getekend naar analogie van wat andere EU lidstaten hebben gedaan. Het bezoek was onderdeel van reguliere bilaterale contacten met Cuba. In deze verklaring is, geheel in lijn met het NL en EU beleid, een centrale plaats voor mensenrechten en internationale normen en standaarden. Het is geen gebruik bij elk ambtelijk bezoek aan een land de Kamer te informeren. Met de brief aan uw Kamer over het Ministerieel bezoek aan Cuba is zowel de verklaring als het Memorandum of Understanding meegezonden.
Sinds de aanvaarding van het Gemeenschappelijk Standpunt hebben tal van EU lidstaten een bilaterale overeenkomst met Cuba gesloten (Memorandum of Understanding en/of verklaring). Het Gemeenschappelijk Standpunt sluit dergelijke overeenkomsten niet uit.
Het begrip «Gemeenschappelijk Standpunt» als benaming voor EU-beleid ten aanzien van een derde land is met het Verdrag van Lissabon komen te vervallen en wordt alleen nog gehanteerd voor beleidsbeslissingen van vóór 2009 die sindsdien niet meer gewijzigd zijn. EDEO laat desgevraagd weten niet over een overzicht te beschikken van dergelijke beleidsbeslissingen van voor 2009. Uw Kamer is – zowel vóór als na het verdrag van Lissabon – steeds geïnformeerd over voorgenomen en doorgevoerde beleidswijzigingen binnen het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, onder meer via de geannoteerde agenda’s en verslagen van zittingen van de Raad van Ministers en de Europese Raad.
Het Kabinet, maar ook andere overheden maken geregeld internationale beleidsafspraken met buitenlandse counterparts of internationale organisaties in de vorm van Memorandums of Understanding (MoU’s). Dergelijke afspraken zijn juridisch niet verbindend en dienen over het algemeen om relaties te bestendigen en/of invulling te geven aan staand beleid door middel van afspraken van technische of administratieve aard. Gezien het juridisch niet verbindende karakter van MoU’s en het grote aantal, wordt er geen overzicht bijgehouden van alle MoU’s die tot stand komen. Het is om dezelfde redenen dat deze MoU’s niet standaard aan uw Kamer worden gezonden.