Ingediend | 22 januari 2014 |
---|---|
Beantwoord | 4 maart 2014 (na 41 dagen) |
Indieners | Magda Berndsen (D66), Peter Oskam (CDA) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z00943.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-1374.html |
Er is sprake van een juridisch verschil van opvatting tussen een beperkt aantal (kamers van) rechtbanken en het OM over de interpretatie van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het OM is begin 2011 in kinderpornozaken overgegaan op een nieuwe wijze van tenlasteleggen. Dit was naar het oordeel van het OM noodzakelijk, omdat de oude wijze van tenlasteleggen niet meer toereikend was in zaken waarin sprake was van honderdduizenden of miljoenen bestanden. Daarnaast oordeelde de Hoge Raad in 2011 dat de «oude» wijze van tenlasteleggen kan leiden tot (partiële) nietigheid van de dagvaarding.2
Het OM is van mening dat deze nieuwe vorm van tenlasteleggen voldoet aan de vereisten van artikel 261 Sv. In een beperkt aantal gevallen hebben rechtbanken geoordeeld dat dit niet het geval is. De twee kamers van de rechtbank Den Haag die de dagvaarding nietig verklaarden, overwogen dat de nieuwe manier van tenlasteleggen tot gevolg heeft dat uit de beschrijving niet kan worden opgemaakt of alle daarin genoemde handelingen betrekking hebben op alle afbeeldingen, of dat er ook abeeldingen zijn waarin slechts een gedeelte van de beschreven handelingen te zien is, en zo ja welke. De dagvaarding voldoet daarmee, volgens de twee kamers, niet aan de vereisten van artikel 261 Sv.
Voor zover zaken vergelijkbaar zijn (nietigheid van een dagvaarding kan immers verschillende oorzaken hebben) geldt het volgende. Rechtbanken waaraan de vernieuwde tenlasteleggingen werden voorgelegd, hebben deze geaccepteerd. Uitzondering daarop vormden enkele kamers binnen de rechtbanken Den Haag, Limburg, Oost Brabant en Noord-Nederland. Zowel voor als na deze twee gevallen, hebben andere kamers binnen diezelfde rechtbanken de tenlasteleggingen wel geaccepteerd. Bij de overige rechtbanken en hoven in Nederland speelt deze discussie niet.
Zie antwoord vraag 1.
Enkele tientallen zaken bij de rechtbank Den Haag hebben door het hiervoor beschreven verschil in zienswijze vertraging opgelopen. Zoals aangegeven is er sprake van een nietigverklaring van vier dagvaardingen voor heel Nederland. Slechts in enkele gevallen heeft de opgelopen vertraging invloed gehad op de strafeis en de strafmaat. Van belang is dat geen enkele verdachte door dit verschil in opvatting strafvervolging is ontlopen.
Van formele afspraken tussen het OM en de Rechtspraak is geen sprake. Wel is door het OM zowel binnen als buiten de rechtszaal bij de rechtbanken aangedrongen op een eenduidig standpunt van de rechtspraak in deze kwestie. Het OM Den Haag zal binnenkort weer een zaak aanbrengen met de nieuwe wijze van tenlastelegging. De jurisprudentie die dit zal opleveren zal bijdragen aan meer duidelijkheid over de in de toekomst te volgen werkwijze.
Met de nieuwe wijze van tenlasteleggen wordt enerzijds beoogd de werklast voor het OM en de politie bij het opstellen van de tenlastelegging te beperken, terwijl anderzijds de verdachte op basis van de tenlastelegging nog steeds kan vaststellen wat hem wordt verweten.
Dat is inderdaad een onwenselijke situatie, vandaar dat de maatregelen zoals beschreven in antwoord op de voorgaande vragen worden genomen.
Zie antwoord vraag 4.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het leden Berndsen-Jansen (D66) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het bericht dat «verdachten profiteren in kinderpornozaken van een te vage tenlastelegging» (ingezonden 22 januari 2014) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.