Ingediend | 16 december 2013 |
---|---|
Beantwoord | 3 februari 2014 (na 49 dagen) |
Indieners | René Leegte (VVD), Foort van Oosten (VVD) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | internationaal organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z24782.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-1082.html |
Ja.
Het kabinet deelt die zorgen en zet zich daarom in internationaal verband actief in voor de bestrijding van omkoping van buitenlandse ambtenaren door onder andere in het kader van ontwikkelingssamenwerking hulp voor de rechtsstatelijke opbouw van enkele ontwikkelingslanden te bieden. Daarnaast worden Nederlandse ondernemers onder meer via economische voorlichting door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) gewezen op de gevaren van omkoping en treedt Nederland als examinator op in evaluaties van andere landen in OESO- en VN-verband.
Net als Nederland kennen de Verenigde Staten (VS) en het Verenigd Koninkrijk (VK) uitgebreide wetgeving ter bestrijding van omkoping van buitenlandse ambtenaren, mede op basis van het OESO-verdrag tegen omkoping van buitenlandse ambtenaren bij internationale zakelijke transacties. In het Verenigd Koninkrijk is in 2010 een nieuwe anti-corruptiewet in werking getreden, de UK Anti-Bribery Act. Welke uitwerking deze Britse wetgeving in de praktijk precies heeft, zal de komende tijd moeten blijken.
De in de wetgeving van de VS en het VK opgenomen «ketenaansprakelijkheid» lijkt te betekenen dat een bedrijf de verantwoordelijkheid draagt om gepaste maatregelen te treffen en adequate procedures te implementeren om te waarborgen dat de natuurlijke- en rechtspersonen die binnen de invloedssfeer van het bedrijf vallen, zich conform het verbod op buitenlandse omkoping gedragen. Hoe ver deze ketenaansprakelijkheid in de praktijk reikt, is afhankelijk van een beoordeling van de feiten en omstandigheden in het specifieke geval.
Indien sprake is van handelen te goeder trouw in die zin dat een onderneming gepaste maatregelen heeft getroffen en adequate procedures heeft geïmplementeerd ter bevordering van de integriteit van haar werknemers en contractanten, lijkt dit onder de Amerikaanse en Britse wetgeving een geldig verweer te kunnen opleveren. Een belangrijke vraag daarbij is of de vervolgde onderneming of bestuurder kan aantonen dat alle naar redelijkheid te verwachten maatregelen zijn genomen ter voorkoming van de situatie dat een werknemer of contractant een buitenlandse ambtenaar omkoopt.
De Nederlandse overheid erkent het belang om Nederlandse bedrijven, en in het bijzonder het MKB, voldoende bewust te maken van de consequenties van internationale anti-corruptiewetgeving. Zo heeft de Rijksoverheid, in samenwerking met onder andere MKB-Nederland en VNO-NCW, in 2012 de brochure «Eerlijk zakendoen, zonder corruptie» uitgegeven. In deze brochure voor het Nederlandse bedrijfsleven wordt onder meer ingegaan op de reikwijdte van en de verplichtingen onder de Amerikaanse en Britse anti-corruptie strafwetgeving.
Zie antwoord vraag 3.
Het kabinet herkent zich niet in het beeld dat de ICC schetst. In het evaluatierapport van de OESO Anti-corruptiewerkgroep over de Nederlandse aanpak van buitenlandse omkoping van december 20122 complimenteerde de OESO Nederland juist met zijn inspanningen op het gebied van awareness raising. 3 Ter verdere verbetering is het ministerie van Buitenlandse Zaken sinds afgelopen november in gesprek met de ICC over de mogelijkheden tot samenwerking om meer bedrijven te kunnen bereiken.
Nu de Nederlandse bestrijding van corruptie ook vanuit andere internationale gremia dan de OESO recentelijk is geëvalueerd (Group of States against Corruption, GRECO4), en momenteel nog wordt geëvalueerd (Verenigde Naties en de Europese Commissie), is aan uw Kamer toegezegd5 dat de conclusies en aanbevelingen van de verschillende evaluaties op het terrein van corruptiebestrijding, waar mogelijk, met elkaar in samenhang worden bezien. Na afloop van deze evaluaties zal uw Kamer in een integrale beleidsreactie nader worden geïnformeerd.
Recentelijk heeft Nederland zich in de OESO Anti-corruptiewerkgroep tussentijds verantwoord over de mate en wijze van opvolging van een deel van de aanbevelingen uit het OESO-evaluatierapport uit 2012. De leden van de werkgroep oordeelden positief over de recente inspanningen die Nederland heeft gepleegd, onder andere op het terrein van opsporing en vervolging van buitenlandse omkoping. Voor details over de opvolging van de OESO-aanbevelingen verwijs ik naar de toegezegde integrale beleidsreactie.