Ingediend | 12 december 2013 |
---|---|
Beantwoord | 17 december 2013 (na 5 dagen) |
Indiener | Linda Voortman (GL) |
Beantwoord door | Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
Onderwerpen | recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z24522.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-787.html |
Sinds 1 januari 2013 hebben 96 gemeenten een IAU-uitkering over 2012 aangevraagd en 45 gemeenten een MAU-uitkering over de periode 2013–2015.
Van de 96 IAU-verzoeken zijn inmiddels 87 verzoeken toegekend en 7 afgewezen. Op 2 verzoeken moet nog een beslissing worden genomen. Dat zal uiterlijk 31 december 2013 geschieden.
Van de 45 MAU-verzoeken zijn reeds 22 verzoeken afgewezen. Op de resterende verzoeken zal uiterlijk 31 december 2013 worden beslist, mits gemeenten de Toetsingscommissie WWB nog bijtijds kunnen informeren over de instemming van de gemeenteraad met de beoogde verbeteringen van beleid en uitvoering. Naar verwachting zullen hiervan 15 verzoeken worden toegekend en 8 worden afgewezen.
Voor zowel de IAU als de MAU geldt dat de gemeente haar verzoek moet indienen bij de bij wet ingestelde onafhankelijke Toetsingscommissie WWB, dat deze commissie mij adviseert over de te nemen beslissing en dat ik van dit advies alleen kan afwijken indien het in strijd is met de wet of anderszins evidente fouten bevat. Bij IAU-verzoeken onderzoekt de Toetsingscommissie WWB in essentie of het tekort over het afgelopen jaar (dat ten minste 10% van het toegekende budget moet bedragen) is veroorzaakt door een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt. In eerste aanleg geschiedt dit op basis van statistische criteria ten aanzien van in- en uitstroom, de werkloze beroepsbevolking en niet werkende werkzoekenden. Voor gemeenten die niet aan een van deze criteria voldoen, beoordeelt de Toetsingscommissie WWB vervolgens de feitelijke situatie aan de hand van een door de gemeente opgestelde analyse.
Bij MAU-verzoeken onderzoekt de Toetsingscommissie WWB in essentie of het meerjarig tekort van de gemeente verklaarbaar is vanwege het feit dat het objectief verdeelmodel in de specifieke situatie van die gemeente niet optimaal functioneert.
De redenen waarom verzoeken zijn afgewezen zijn:
Afwijzingsgrond
Aantal
IAU
a. Gemeente behoort tot de doelgroep MAU
4
b. Geen sprake van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt
3
MAU
a. De verdeelstoornis verklaart het tekort voor 5% of minder
13
b. Gemeente heeft in 2013, 2014 en 2015 naar verwachting niet ieder jaar een tekort van tenminste 2,5%
7
c. Gemeente had over 2010, 2011 en 2012 niet ieder jaar een tekort dat als minimum is gesteld voor toelating tot de MAU
1
d. Gemeente ziet van verdere procedure af
1
Over het MAU-verzoek van Enschede heeft de Toetsingscommissie WWB mij nog geen advies kunnen uitbrengen. Over de strekking van het advies en de beslissing op het verzoek kan ik derhalve nog geen mededeling doen. Wel kan ik u informeren over de wijze waarop MAU-verzoeken worden beoordeeld door de Toetsingscommissie WWB.
Alle MAU-verzoeken worden op een zelfde wijze beoordeeld. Na afloop van de aanvraagperiode (1 januari tot en met 31 maart) beoordeelt de Toetsingscommissie WWB allereerst -mede aan de hand van de door de gemeente opgestelde analyse over de mogelijke oorzaak van haar tekort- of de gemeente aan alle eisen voldoet om te worden toegelaten tot het inhoudelijk onderzoek. Bij deze zogeheten pre-toets zijn dit jaar 15 verzoeken afgevallen. De overige 30 verzoeken zijn inhoudelijk onderzocht op de vraag of het meerjarig tekort van de gemeente verklaarbaar is vanwege het feit dat het objectief verdeelmodel in haar specifieke situatie niet optimaal functioneert (de zogenoemde verdeelstoornis). Namens de Toetsingscommissie WWB voert de Inspectie SZW dit onderzoek uit, waarbij rekening wordt gehouden met de uitkomsten van een oriënterend econometrisch onderzoek door een externe deskundige. Bij dit onderzoek wordt rekening gehouden met eerder vastgestelde verdeelstoornissen, maar zeer nadrukkelijk ook met potentiële verdeelstoornissen die uit de analyse van de gemeente naar voren komen. Het wezenskenmerk van het objectief model is dat de gemeentelijke prestaties ten aanzien van beleid en uitvoering niet van invloed zijn op de werking van het model, zodat deze prestaties dan ook niet bij het onderzoek naar verdeelstoornissen worden betrokken. Het is inherent aan de budgetbekostiging dat gemeenten verondersteld worden hun tekort op het WWB-budget te kunnen beïnvloeden door beleid en uitvoering, voorzover dat tekort niet verklaarbaar is vanwege aangetoonde verdeelstoornissen.
Nadat de Inspectie SZW haar inhoudelijk onderzoek heeft afgerond wordt het college in de gelegenheid gesteld zijn opvattingen over dit rapport kenbaar te maken ten behoeve van de Toetsingscommissie WWB. Bij haar advisering houdt de commissie rekening met zowel het rapport van bevindingen van de inspectie als de opvatting van het college.
Strikt genomen voorzien wet- en regelgeving niet in een contra-expertise. Wettelijk is geregeld dat de Toetsingscommissie WWB adviseert en dat de Inspectie SZW namens deze commissie belast is met het inhoudelijk onderzoek. De externe deskundige is op basis van een Europese aanbesteding gecontracteerd. Wel staat het de gemeente vrij om zelf, eventueel met behulp van een door haar zelf gekozen deskundige, haar belangen en opvattingen voor het voetlicht te brengen in het kader van haar MAU-aanvraag en later bij de reactie op het rapport van de Inspectie SZW. Los van deze formele momenten vindt tijdens het onderzoek overleg met de gemeente plaats, waarbij de specifieke lokale situatie – uiteraard voor zover van belang voor het inhoudelijk onderzoek – ook volop tot zijn recht kan komen.
Al met al ben ik van mening dat alle MAU-verzoeken zorgvuldig worden behandeld, met oog voor de relevante specifieke lokale omstandigheden. Dit laat onverlet dat een gemeente anders kan aankijken tegen de uitkomst van het onderzoek, en de daarop gebaseerde beslissing. In een dergelijke situatie kan de gemeente gebruik maken van de mogelijkheden van bezwaar en beroep.
Zie antwoord vraag 3.
Zie antwoord vraag 3.
Ten opzichte van eerdere jaren is sprake van een forse daling van het aantal IAU-verzoeken. Dat vind ik een gunstige ontwikkeling. Aan het dit jaar ingediende aantal MAU-verzoeken kunnen in dit stadium geen vergaande conclusies worden verbonden. Ten eerste omdat het aantal van 45 een vertekend beeld oplevert, aangezien slechts eenderde van het aantal verzoekende gemeenten met recht een beroep doet op de MAU en ten tweede omdat voor die gemeenten eerst in 2014 kan worden vastgesteld of hun erkenning als MAU-gemeente ook leidt tot een feitelijk recht op aanvullende uitkering en wat het beslag is van het totaal aantal feitelijk toegekende MAU-uitkeringen op het landelijk beschikbare budget.
Over 2012 is een totaal bedrag aan MAU-uitkeringen toegekend van € 9.280.397. Afgezet tegen het macrobudget van bijna € 5 miljard, wil dat zeggen dat met de compensatie voor verdeelstoornissen nog geen 0,2% van het landelijk beschikbare budget is gemoeid. Dit is niet onrustbarend hoog.
Laatstelijk bij brief van 16 oktober 2013 (Kamerstuk 30 545, nr. 132) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de onderzoeken die gaande zijn naar de invoering van een nieuw dan wel verbeterd objectief verdeelmodel WWB/Participatiewet per 1 januari 2015. Parallel hieraan wordt ook onderzocht of vanaf 1 januari 2015 nog behoefte bestaat aan een financieel vangnet voor gemeenten, en zo ja op welke wijze hieraan vorm gegeven moet worden.
Ja.