Ingediend | 11 december 2013 |
---|---|
Beantwoord | 17 januari 2014 (na 37 dagen) |
Indieners | Marith Volp (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z24466.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-978.html |
Ja.
Een crimineel laat zich bij de keuze voor de locatie van vestiging en activiteiten leiden door de mogelijkheden die de plaatselijke omgeving hem biedt. Net zoals het water altijd de zwakste plek in de dijk zal vinden, zo zal ook de georganiseerde en ondermijnende criminaliteit altijd de minst weerbare plekken in onze samenleving vinden. Een effectieve aanpak vraagt dus om een aanpak waarbij de dijken overal even hoog en sterk zijn.2 Hierbij is samenwerking tussen onder meer politie, OM, Belastingdienst en gemeenten cruciaal. Op die manier kunnen waterbedeffecten voorkomen worden. Dit vergt inspanningen van alle betrokken diensten; in zowel grotere als in kleinere gemeenten. Ik begrijp de vrees van de burgemeesters van Heusden en Gilze-Rijen en roep hen daarom op om samen met andere gemeenten en overheidsdiensten de lokale, geïntegreerde aanpak te versterken.
Het klopt dat de TaskForce B5 gaat uitbreiden naar heel Brabant en Zeeland. Het versterken van de dijken rond de grootste steden, zoals de TaskForce B5 dat de afgelopen drie jaren heeft gedaan, is niet afdoende. De uitbreiding komt voor uit een algemeen besef dat we als overheid overal weerbaar moeten zijn. Het is geen directe reactie op de geuite vrees van de burgemeesters van Heusden en Gilze-Rijen. De TaskForce B5 heet vanaf 2014 de TaskForce Brabant Zeeland. Het inzetten van extra capaciteit van betrokken overheidsdiensten is hierbij niet aan de orde. Het gaat namelijk om anders werken in plaats van meer werk verrichten: partners bepalen in gezamenlijkheid wie, wat en hoe ze de georganiseerde criminaliteit aanpakken. Op deze manier worden criminelen op de meest effectieve manier dwars gezeten door de overheid.
Het is mogelijk dat het criminelen in Brabant te heet onder de voet wordt en dat zij naar België uitwijken. Ik heb echter geen harde bewijzen voor een verplaatsing naar België. Van oudsher vindt een goede samenwerking met België plaats in individuele (ad hoc) zaken. Door de betrokken overheidsdiensten in Brabant wordt nu ook op tactisch-strategisch niveau overleg met de Belgische autoriteiten gepleegd om op een meer gestructureerde wijze te kijken naar de aanpak van grensoverschrijdende (hennep)criminaliteit.
Er zijn geen aanwijzingen voor een significante verschuiving van activiteiten van criminele organisaties van de hennep naar andere vormen van drugscriminaliteit, zoals de productie van GHB en XTC. Uit onderzoek blijkt wel dat criminele organisaties vaak actief zijn op meerdere (drugs)gebieden en zich naast harddrugs vaak bezighouden met de productie van en/of handel in hennep. De productie van GHB lijkt vooral plaats te vinden op kleine schaal, waarbij nagenoeg geen sprake is van betrokkenheid van georganiseerde criminaliteit.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het leden Rebel en Marcouch (PvdA) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over de Taskforce hennep (ingezonden 11 december 2013) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.