Ingediend | 28 november 2013 |
---|---|
Beantwoord | 20 december 2013 (na 22 dagen) |
Indieners | Renske Leijten , Jasper van Dijk |
Beantwoord door | Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
Onderwerpen | basisonderwijs onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z23429.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-832.html |
Hiervan heb ik kennis genomen. In antwoord op eerdere Kamervragen (kamerstukken 2009Z14143, 2010Z10598 en 2013Z15435) heb ik aangegeven dat de verantwoordelijkheid bij het leren zwemmen als volgt is verdeeld: de zwemvaardigheid van kinderen is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van ouders, daarbij ondersteund door scholen en gemeenten. Scholen zijn sinds 1983 niet meer verplicht om schoolzwemmen aan te bieden.
Volgens de Vereniging Sport en Gemeenten komt dit mede door bezuinigingen bij gemeenten. Veel kinderen in de schoolzwem-leeftijd kunnen al zwemmen en gemeenten zien daarom te weinig toegevoegde waarde in het subsidiëren van schoolzwemmen. Dat blijkt ook uit het feit dat 94% van alle kinderen een zwemdiploma haalt (Zwemmen in Nederland, Mulier Instituut, 2013).
Zie het antwoord op vraag 1 en 2. Het bedrag dat de Rijksoverheid aan gemeenten overmaakt (via het gemeentefonds) voor schoolzwemmen is de afgelopen jaren ongeveer hetzelfde gebleven. Dit bedrag is niet geoormerkt.
Nee, uit de rapportage «Zwemmen in Nederland» blijkt dat 94% van alle kinderen een zwemdiploma haalt.
Er wordt geen landelijke, verplichte registratie bijgehouden over hoe het diplomabezit verdeeld is over steden en regio’s. De Vereniging Sport en Gemeenten heeft met financiële steun van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een registratiesysteem ontwikkeld genaamd «Waterdicht». Aangezien Maastricht niet meedoet aan deze zwemmonitor, kan ik daar geen uitspraken over doen.
Zie antwoord vraag 5.
Binnen de groep allochtonen blijkt dat met name kinderen uit Marokkaanse, Turkse, Surinaamse en Antilliaanse gezinnen relatief minder vaak een zwemdiploma halen. Dit betekent overigens niet automatisch dat deze kinderen geen zwemles krijgen of hebben gehad.
Om de zwemvaardigheid te stimuleren onder kinderen uit achterstandsgezinnen heeft de Rijksoverheid van 2002 tot 2005 een stimuleringsregeling zwemvaardigheid opgezet. In 2005 en 2006 is uw Kamer geïnformeerd over het stopzetten van deze zogenaamde «vangnetregeling» (2005–2006, 30 300 VIII, nr. 85 en 30 800 XVI en 2006–2007, 30 800 VIII, nr. 28). Een van de redenen hiervoor was dat de meerwaarde ervan niet kon worden aangetoond.
Het is aan gemeenten zelf of zij wel of niet de zwemvaardigheid en het schoolzwemmen stimuleren. Ik zie geen aanleiding om de huidige verantwoordelijkheidsverdeling aan te passen.
Zie antwoord vraag 7.
Zie antwoord vraag 7.
Zie figuur 1. Volgens het rapport «Zwemmen in Nederland» ligt het gemiddeld aantal verdrinkingen met dodelijke afloop, afhankelijk van de definitie en de bron, tussen de tientallen en enkele honderden mensen per jaar. Als we kijken naar de historische ontwikkeling dan blijkt dat het aantal jonge slachtoffers zich gunstig heeft ontwikkeld ten opzichte van eind jaren negentig.
Bron: Statistiek niet-natuurlijke dood 1995–2012, Centraal Bureau voor de Statistiek.
Ik deel de mening dat leren zwemmen bijdraagt aan vermindering van het aantal verdrinkingen met dodelijke afloop. Zoals de schrijvers van het rapport «Zwemmen in Nederland» echter aangeven, geeft schoolzwemmen, of het hebben van een zwemdiploma nog steeds geen garantie dat een kind zich te allen tijde weet te redden in onverwachte situaties in het water. Vaardigheden op peil houden en conditie zijn minstens even belangrijk. Het is ook belangrijk dat ouders zich realiseren dat je jonge kinderen niet alleen kunt laten zwemmen. Daarom is ouderlijk toezicht zo belangrijk. Daarnaast draagt het organiseren van professioneel toezicht in zwembad, aan het strand of bij ander open water bij aan het verhogen van de veiligheid.
Zie het antwoord op vraag 1, 7 t/m 9 en 11.
Zie het antwoord op vraag 1, 7 t/m 9 en 11.
Zie het antwoord op vraag 1 en 7 t/m 9: de zwemvaardigheid van kinderen is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van ouders, daarbij ondersteund door scholen en gemeenten. Aangezien 94% van alle kinderen een zwemdiploma haalt, zie ik geen aanleiding om de huidige verantwoordelijkheidsverdeling aan te passen.