Ingediend | 8 november 2013 |
---|---|
Beantwoord | 19 december 2013 (na 41 dagen) |
Indieners | Ahmed Marcouch (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z21690.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-808.html |
Ja.
Het wetsvoorstel dat ik in voorbereiding heb bevat maatregelen ter voorkoming van verstoringen van de openbare orde door onder meer supporters die eerder de openbare orde hebben verstoord. Deze maatregelen, die voor maximaal 1 jaar kunnen worden opgelegd, zijn effectief bij personen die geregeld naar voetbalwedstrijden op Nederlands grondgebied gaan, niet bij personen die vanuit het buitenland eenmalig een voetbalwedstrijd op Nederlands grondgebied bezoeken.
Voor zover mij bekend bestaat een dergelijke maatregel alleen in Engeland. In Engeland worden de paspoorten van de stadionverbodhouders bij internationale wedstrijden door de overheid ingenomen. Controle vindt plaats bij de grens waarbij personen zonder paspoort het land niet kunnen verlaten.
Bij het opleggen van een uitreisverbod moet onderscheid worden gemaakt tussen ingezetenen en niet-ingezetenen. De Nederlandse strafrechter kan een meldplicht opleggen aan personen die rondom voetbalwedstrijden strafbare feiten hebben gepleegd voor alle wedstrijden van een voetbalclub, ongeacht waar die club speelt. Hiermee kan worden voorkomen dat een Nederlandse hooligan afreist naar een internationale wedstrijd. Het is niet mogelijk voor een Nederlandse strafrechter om personen die woonachtig zijn buiten Nederland een uitreisverbod op te leggen. Dit is aan de lidstaten om zelf in hun regelgeving op te nemen. Ik zal hiervoor in Europees verband aandacht vragen.
Ook het opleggen van een inreisverbod voor Nederland is niet mogelijk. Hoofdregel is dat er geen grenscontrole plaatsvindt aan de binnengrenzen van het Schengengebied. Tijdelijke herinvoering van binnengrenstoezicht kan op grond van de Schengengrenscode alleen in uitzonderlijke omstandigheden als uiterste middel, met een strikt beperkte draagwijdte en duur, op basis van specifieke objectieve criteria en wanneer het noodzakelijk is vanwege een ernstige bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid. Er moet bovendien worden voldaan aan de criteria van artikel 23bis van de Schengengrenscode, onder meer een afweging van het belang van de openbare orde enerzijds en het belang van vrij verkeer anderzijds. Het kunnen uitvoeren van een grenscontrole neemt voorts niet weg dat er bijvoorbeeld in het geval van EU-burgers op grond van artikel 27 van de richtlijn vrij verkeer en verblijf van EU-burgers slechts beperking van het verblijfsrecht mogelijk is indien sprake is van een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor de openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid.
Civiele organisaties als de FIFA, UEFA en/of KNVB hebben niet de bevoegdheden om een dergelijk zwaar middel (qua impact op de vrijheid van het verkeer van personen) op te leggen of te handhaven.
Zie antwoord vraag 4.
Zie antwoord vraag 4.
Het recht van vereniging (artikel 11 Grondwet) is een grondrecht. Van beperking van dit grondrecht kan alleen sprake zijn in zeer ernstige gevallen. Artikel 2:20 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat indien de werkzaamheden van een rechtspersoon in strijd zijn met de openbare orde, deze op verzoek van het openbaar Ministerie verboden kan worden verklaard en ontbonden. Van een werkzaamheid in strijd met de openbare orde is sprake in geval van handelingen die inbreuk maken op de algemeen aanvaarde grondslagen van ons rechtsstelsel. Daarbij is dan vereist dat die rechtspersoon de betreffende handelingen zelf verricht in die zin dat het bestuur daar leiding aan heeft gegeven, dan wel daarvoor bewust de gelegenheid heeft geboden. Het enkele feit dat leden van de rechtspersoon, in dit geval leden van supportersverenigingen, strafbare handelingen verrichten, is niet voldoende voor verbodenverklaring en ontbinding.
Zie antwoord vraag 4.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Marcouch en van Dekken (beiden PvdA) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het tegengaan van internationale voetbalhooligans (ingezonden 8 november 2013) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.