Ingediend | 6 november 2013 |
---|---|
Beantwoord | 29 november 2013 (na 23 dagen) |
Indieners | Jeroen Recourt (PvdA), Marith Volp (PvdA) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z21276.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-643.html |
Ja.
Terre des Hommes heeft de informatie op 4 november 2013 overhandigd aan de Dutchdesk bij Europol. De gegevens zullen door Europol worden geanalyseerd en vervolgens, voor zover het Nederlandse personen betreft, worden overdragen aan de Nederlandse politie. Nader onderzoek door politie en Openbaar Ministerie zal vervolgens moeten uitwijzen of er mogelijk sprake is van strafbare feiten en in hoeverre het materiaal bruikbaar is als bewijs in een strafproces.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Nee. Met de wet van 29 november 2009 is, ter uitvoering van het Verdrag van Lanzarote, het zogenaamde corrumperen van minderjarigen strafbaar gesteld (artikel 248d Sr). Dit betreft het met ontuchtig oogmerk een persoon waarvan de dader weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen. Op grond van de jurisprudentie dient bij het gebruik van de constructie «weet of redelijkerwijs moet vermoeden» de omstandigheid waarop die subjectieve bestanddelen betrekking hebben eerst objectief vast te staan. Dat betekent dat seksuele handelingen die zijn gepleegd ten overstaan van een virtuele minderjarige op grond van dit artikel niet strafbaar zijn. Zoals bij de beantwoording van vraag 9 aan de orde komt, is thans een wetswijziging in voorbereiding die de bestrijding van grooming beter mogelijk maakt door de inzet van zogenaamde lokpubers.
Het uitlokken van seksuele handelingen bij een virtueel minderjarig meisje door een meerderjarig persoon is naar Nederlands recht strafbaar, indien dit leidt tot een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij het minderjarige virtuele meisje is betrokken, en deze afbeelding (onder meer) wordt vervaardigd of verspreid. Artikel 240b Sr. (virtuele kinderporno) is in dat geval van toepassing.
De Nederlandse politie is bevoegd om lokmiddelen in te zetten, binnen de daarvoor geldende kaders. Een belangrijke voorwaarde is dat de verdachte door de opsporingsambtenaar niet wordt gebracht tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet tevoren reeds was gericht (Tallon-criterium). Er zijn zeker gevallen denkbaar waarin de inzet van een virtueel meisje kan leiden tot de opsporing en vervolging van personen die zich schuldig maken aan zedenmisdrijven. Zo kan de inzet van een virtuele minderjarige leiden tot de opsporing van verdachten die zich in de praktijk schuldig maken aan misbruik van (niet-virtuele) minderjarigen. Ook is denkbaar dat de meerderjarige persoon (in de chat) kinderpornografisch materiaal waarbij een virtuele minderjarige persoon is betrokken, verspreidt of vervaardigt en hiermee een strafbaar feit begaat.
Thans is een voorstel in voorbereiding tot wijziging van artikel 248e Sr, dat het beter mogelijk maakt meerderjarige opsporingsambtenaren als «lokpubers» in te zetten. Vanwege de inhoudelijke raakvlakken wordt dit voorstel opgenomen in het conceptwetsvoorstel computercriminaliteit III, dat in januari aan de Raad van State zal wordt gezonden voor advies.
Door de vele partiële wijzigingen van de zedentitel bestaat behoefte om de wetgeving als geheel te evalueren, ook tegen de achtergrond van de voortschrijdende digitale ontwikkelingen. Daarom heb ik zeer onlangs de Rijksuniversiteit Groningen verzocht een breed onderzoek te doen naar de mogelijkheden van een herziening van de zedentitel in het Wetboek van Strafrecht. In het kader van dat onderzoek zal ook kunnen worden geïnventariseerd in hoeverre er aanleiding is ter bescherming van de seksuele integriteit en moraal bijzondere aanscherpingen door te voeren die specifiek zien op het Internet. In het tweede kwartaal van 2014 verwacht ik het onderzoeksrapport. Op basis daarvan zal ik mij bezinnen op verdere aanpassingen van de zedentitel.
Over deze informatie beschik ik niet.
Zie antwoord vraag 7.
De politie en het OM zijn niet de aangewezen instanties voor hulp en begeleiding van (potentiële) zedendelinquenten. Daar waar strafrechtelijke vervolging niet mogelijk is, zullen politie en OM er naar streven om de door Terre des Hommes verzamelde informatie te benutten, bijvoorbeeld door in gesprek te gaan met de betrokkenen en hen te verwijzen naar de hulpverlening.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Rebel en Recourt (beiden PvdA) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het bericht «Via virtueel Filipijns meisje 1.000 kindermisbruikers getraceerd» (ingezonden 6 november 2013) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.