Ingediend | 30 oktober 2013 |
---|---|
Beantwoord | 5 december 2013 (na 36 dagen) |
Indiener | Khadija Arib (PvdA) |
Beantwoord door | Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | ethiek zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z20669.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-702.html |
Het antwoord op beide vragen is ja.
Zoals te lezen is in het artikel in Medisch Contact, is in 2012 een Nederlandse draagmoeder bevallen van een kind dat ontstaan is met behulp van twee anonieme donoren uit Spanje.
Nederland hecht zeer aan het recht van het kind om zijn of haar afkomst te weten. De Wet Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting (WDKB) voorziet hierin. In andere landen gelden andere regels voor gebruik van geslachtsmateriaal van anonieme donoren en voor draagmoederschap. Soms wijken in Nederland wonende wensouders om die reden uit naar het buitenland. Dit achten wij, met het oog op eerdergenoemd recht van het kind, onwenselijk maar toch niet volledig te voorkomen.
De Raad voor de Kinderbescherming weegt in elke casus zorgvuldig af wat in het belang is van het specifieke kind. Het feit dat het kind geen informatie over de afkomst zou kunnen krijgen, was in deze casus een vaststaand gegeven.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Voor zover mij bekend is dit tot nu toe drie keer gebeurd.
Het vermoeden bestaat dat niet alle gevallen van draagmoederschap bij instanties aan het licht komen. Dit werd geconcludeerd in het rapport Draagmoederschap en illegale opneming van kinderen van het Utrecht Centre for European Research into Family Law (UCERF) dat in 2011 is verschenen en bij brief van 1 maart 2011 aan uw Kamer is aangeboden (Kamerstukken II, 2010/11, 32 500 VI, nr.83). Ook kan uit het rapport worden opgemaakt dat draagmoederschap in omvang beperkt is. Mede om die redenen zie ik geen meerwaarde in de ontwikkeling van een meldingsstructuur door instanties.
Nee, ik ben van mening dat de voorlichting adequaat is.
Wensouders krijgen gedurende hun behandeling in een vruchtbaarheidskliniek uitgebreide counseling. Het accepteren van mogelijke kinderloosheid kan daar onderdeel van zijn, evenals de mogelijkheid om over te gaan tot adoptie.
Daarnaast kan een arts op grond van medische of psychische redenen (morele contra-indicatie) besluiten een vruchtbaarheidsbehandeling te staken of niet te starten. Dit hele proces is gebaseerd op zowel goede voorlichting aan de wensouders, als het beschermen van de rechten van het toekomstig kind.
Ook heb ik, zoals aangekondigd in mijn brief aan de Tweede Kamer van 16 december 2011 (Kamerstukken II 2011/12, 33 000 VI, nr. 69), eind 2012 informatie over draagmoederschap, waaronder ook over de mogelijke risico’s van draagmoederschap in het buitenland, op Rijksoverheid.nl geplaatst.
Ja. Eerste Kamerlid Quik-Schuijt (SP) heeft, in de behandeling van wetsvoorstel 33032 (juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder anders dan door adoptie) op 19 november jl. een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht een multidisciplinaire Staatscommissie te installeren over de verhouding tussen juridische, biologische en sociale ouders en de kinderen die door hen worden verzorgd en opgevoed. Zoals desgevraagd door mij aangegeven in de behandeling van dit wetsvoorstel op 12 november jl. ben ik voornemens een dergelijke Staatscommissie in te stellen op het terrein van draagmoederschap en meeroudergezinnen. De voorbereidingen tot instelling van deze commissie worden getroffen.
De Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht onderzoekt de mogelijkheid en wenselijkheid van een mondiaal instrument op het terrein van draagmoederschap. In de loop van 2014 komt de Haagse conferentie met een eindrapport.
Op grond van het bestaande artikel 5, eerste lid, onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht is de Nederlandse strafwet reeds toepasselijk op de Nederlander die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een van de misdrijven omschreven in de artikelen 151b en 151c van het Wetboek van Strafrecht. Wel is vereist dat op deze feiten door de wet van het land waar het begaan is, straf is gesteld. Mij komt het voor dat het handhaven van dit vereiste van dubbele strafbaarheid redelijk is.
Een strafvervolging van een misdrijf dat in het buitenland begaan is, heeft in de regel alleen reële kans van slagen als in het land waar het feit begaan is opsporingsactiviteiten kunnen worden ontplooid. Het desbetreffende land zal daartoe gewoonlijk pas bereid zijn of mogelijkheden zien als het gaat om een feit dat in eigen land ook strafbaar is.
Hierbij bericht ik u, mede namens de Minister van Volkgezondheid, Welzijn en Sport, dat de schriftelijke vragen van het lid Arib (PvdA) over het bericht dat de praktijk van draagmoederschap een ethische grens bereikt (ingezonden 30 oktober 2013) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.