Ingediend | 23 oktober 2013 |
---|---|
Beantwoord | 15 november 2013 (na 23 dagen) |
Indiener | Tjitske Siderius (PvdA) |
Beantwoord door | Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid werk |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z20291.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-514.html |
Met de introductie van de WWB in 2004 behoort de uitvoering van de wet tot de eigen verantwoordelijkheid van gemeenten. Dit impliceert dat gemeenten binnen de kaders van de WWB zelf beleid formuleren en de gemeenteraad hierop controle uitoefent. Ik heb geen reden aan te nemen dat deze verantwoordelijkheidtoedeling niet functioneert. Daaruit volgt dat ik in algemene zin geen oordeel uitspreek over het door gemeenten gevoerde beleid. Dit neemt niet weg dat gemeenten optimaal gebruik dienen te maken van de mogelijkheden van de WWB om mensen met een bijstandsuitkering via de kortste weg weer naar regulier werk te helpen.
Ik heb naar aanleiding van de krantenartikelen navraag gedaan bij de gemeente Rotterdam. In het aangehaalde geval gaat het om een beweegprogramma als middel om fit te worden voor werk, waarbij werkzoekenden (personen met een WWB-uitkering) twee keer in de week sporten onder begeleiding van een trainer of beweegdocent. Daarbij wordt een grote variatie aan sporten beoefend waar de werkzoekende ook zelf kan kiezen welke sporten hij wil beoefenen.
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 al heb aangegeven doe ik geen uitspraken over beleid dat tot de gemeentelijke verantwoordelijkheid behoort. Het is aan de gemeente om te bepalen welke verplichtingen in het kader van de individuele toeleiding naar arbeid moeten worden opgelegd. Indien betrokkene het met een opgelegde verplichting niet eens is, staat altijd de mogelijkheid van bezwaar en beroep open. In meer algemene zin is de gemeenteraad het orgaan dat het college van B&W aanspreekt op het door het college ter zake gevoerde beleid. Naar ik heb begrepen zijn er over de aanpak van de gemeente Rotterdam ook vragen vanuit de gemeenteraad gesteld en is de aanpak uitgebreid besproken in commissieverband.
De gemeente Rotterdam geeft aan dat van de circa 36.000 werkzoekenden met een WWB-uitkering alleen die werkzoekenden voor dit programma worden aangemeld, waarvoor het programma van toegevoegde waarde is in de ontwikkeling naar werk en waarvoor geen kortere weg voorhanden is. De gemeente Rotterdam is van oordeel dat een gebrek aan conditie of discipline een reden kan zijn dat er moeilijker een match met openstaande vacatures kan plaatsvinden. Het is daarmee onderdeel van een persoonlijk ontwikkelplan richting werk.
De werkconsulenten van de gemeente Rotterdam stellen, in samenwerking met de werkzoekende een persoonlijk ontwikkelplan op met als einddoel betaald werk. Het beweegprogramma is een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (art. 9-1b WWB) en geen tegenprestatie in de zin van invulling van maatschappelijk nuttige werkzaamheden (art. 9-1c WWB). In de loop van het proces kunnen werkzoekenden uitdrukkelijk ook met eigen alternatieven komen die kunnen bijdragen aan de vergroting van matchingsmogelijkheden.
Indien de gemeente van oordeel is dat een verplichting bijdraagt aan een succesvolle re-integratie of participatie is betrokkene gehouden hieraan te voldoen. Wanneer de uitkeringsgerechtigde in gebreke blijft beziet de gemeente wat naar haar oordeel in het betreffende geval een passende maatregel is (op grond van artikel 18, 2e lid WWB en de daarop gebaseerde verordening afstemming en handhaving WWB, IOAW, IOAZ Rotterdam 2013).
Zie antwoord vraag 3.
Zie antwoord vraag 3.
De gemeente Rotterdam verwijst voor wat betreft de aanleiding voor het beweegproject naar het proefschrift «De rol van gezondheid en gezondheidsbevordering in arbeidsparticipatie», afkomstig van het Erasmus Medisch Centrum. Het advies is om activiteiten gericht op het verbeteren van de gezondheid van werklozen te integreren in een traject met werkgerelateerde activiteiten. Een dergelijke aanpak vindt momenteel in de gemeente Rotterdam plaats en het Erasmus Medisch Centrum doet op basis van vragenlijsten onderzoek naar het effect.
De gemeente Rotterdam heeft in dat kader overigens aangegeven dat ook in de uitvoeringspraktijk blijkt dat deze aanpak kan leiden tot een verandering van instelling door een toename van het zelfvertrouwen, het verbeteren van benodigde ervaringen, het in stand houden en vergroten van een netwerk en van sociale contacten, wat de arbeidsinschakeling ten goede komt.