Ingediend | 17 oktober 2013 |
---|---|
Beantwoord | 20 november 2013 (na 34 dagen) |
Indiener | Tjitske Siderius (PvdA) |
Beantwoord door | Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
Onderwerpen | sociale zekerheid ziekte en arbeidsongeschiktheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z20014.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-575.html |
Op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) is het niet toegestaan vooraf een maximale uitkeringsduur aan het recht op bijstand te verbinden. Uit navraag volgt dat het college van de gemeente Amsterdam voornemens was te onderzoeken of het mogelijk is de uitkeringsduur te maximeren en te koppelen aan de verwachte termijn voor uitstroom van de uitkeringsgerechtigde. Inmiddels heeft het college dit onderzocht en geconcludeerd dat dit zich slecht verhoudt met de wet.
In de artikel 20, derde lid, van de Grondwet is bepaald dat Nederlanders hier te lande, die niet in het bestaan kunnen voorzien, een bij wet te regelen recht op bijstand hebben van overheidswege. Bedoeld recht op bijstand, dat nader is ingevuld in artikel 11 van de WWB, impliceert de plicht van het college in voorkomende gevallen bijstand te verlenen. Een wettelijke beperking van de uitkeringsduur van het recht op bijstand zou hiermee in strijd zijn. In hoeverre de belanghebbende niet kan voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan is ter beoordeling aan het college. Het college stemt de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende.
De in de vraag beschreven situatie is, gelet op het antwoord op vraag 2 en 4, niet aan de orde.
Zie antwoord vraag 2.