Ingediend | 8 oktober 2013 |
---|---|
Beantwoord | 20 december 2013 (na 73 dagen) |
Indiener | Renske Leijten |
Beantwoord door | Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z19213.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-817.html |
Het evaluatieonderzoek van ARGO is uitgevoerd op initiatief van de Raad van Toezicht, om de discrepantie tussen de beoordeling van de Inspectie en die van de eigen organisatie te laten onderzoeken. De resultaten van het onderzoek van ARGO komen overeen met het beeld dat naar voren is gekomen in de rapportage van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (verder: inspectie) van juni 2013. De inspectie gaf daarin aan dat essentiële zaken niet op orde waren.
ARGO concludeert dat reflectie op de bevindingen en aanbevelingen van het rapport van de externe commissie door de cultuur van «aanpakken» achterwege is gebleven. Het gevolg daarvan is geweest dat er bij de uitvoering van het verbeterplan teveel nadruk is komen te liggen op het afvinken van acties zonder voldoende te kijken of dit ook in de praktijk werkte.(zie pag. 8 ARGO-rapport).
De reden dat niet alle betrokkenen bij het ARGO-onderzoek op de hoogte waren van de bevindingen van de inspectie is door de onderzoekers niet onderzocht, c.q. daarover hebben zij niet gerapporteerd.
Ja, die mening deel ik. Bij een ernstige gebeurtenis als bij NOVO is de bovenstaande vraag een van de belangrijkste vragen die een organisatie zich moet stellen.
Op dit moment is er een inspectieonderzoek gaande naar de kwaliteit en veiligheid binnen de andere locaties van NOVO. De inspectie voert daarnaast onaangekondigde inspecties uit op de locaties van NOVO om na te gaan of de kwaliteit en veiligheid zijn geborgd.
Zie antwoord vraag 5.
Zoals in het ARGO-rapport is te lezen, is de medezeggenschap van cliënten en cliëntvertegenwoordigers op de locatie Onnen, in tegenstelling tot andere organisatieonderdelen van NOVO niet formeel georganiseerd geweest. Ook bij het opstellen en uitvoeren van het verbeterplan binnen de locatie heeft de betrokkenheid van cliënten en familie geen prioriteit gekregen (zie pag. 11 ARGO-rapport). Het rapport van ARGO geeft geen antwoord op de vraag waarom hier geen prioriteit aan is gegeven, maar zoals al eerder is aangegeven is de locatie in Onnen inmiddels gesloten.
Ik vind het van groot belang dat de genoemde punten voldoende aandacht krijgen bij het doorvoeren van een verbeterproces in een organisatie. De implementatie van een visie op het omgaan met probleemgedrag en onvrijwillige zorg en hieruit voortvloeiende verbeterprocessen kunnen enkel slagen wanneer de organisatorische randvoorwaarden aanwezig zijn.
Goed intern toezicht is in eerste instantie van belang. Een zorgaanbieder dient een betrouwbare en transparante cylus te hebben op het gebied van kwaliteit en veiligheid. Kwaliteitsrapportages dienen niet alleen in de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht te worden besproken, maar ook ter reactie te worden voorgelegd aan de (centrale) cliëntenraad en de ondernemingsraad en hierdoor zal zichtbaar worden of er daadwerkelijk een verandering waarneembaar is. In de brief over governance in de zorgsector van 19 september jl. (32 012 nr. 15) heb ik samen met de minister aangegeven dat aanvullende eisen voor het governanceregime van zorgaanbieders wenselijk zijn. Zo wordt er onder andere een wettelijke resultaatsnorm gesteld die regelmatige verantwoording jegens belanghebbenden door bestuurders en toezichthouders van zorginstellingen verplicht stelt. Voorts is van belang dat de inspectie op dit moment een onderzoek uitvoert naar de kwaliteit en veiligheid binnen NOVO (zie ook mijn antwoord op vraag 5 en 6).
Zie antwoord vraag 9.
Er zijn in totaal vier verschillende onderzoeken gedaan naar aanleiding van het incident op de locatie in Onnen. In antwoorden op schriftelijke vragen van het Kamerlid Leijten (SP) 23 augustus jl. over het bericht dat het toezicht op de zorginstelling NOVO is geïntensiveerd (2013Z12563) heb ik een overzicht gegeven van de onderzoeken na de melding van het overlijden van cliënt aan de inspectie.
Naar aanleiding van een toezegging tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel zorg en dwang heb ik de Tweede Kamer op 9 december geïnformeerd over de uitvoering van de motie van kamerlid Leijten (SP) waarin zij om direct onderzoek van de Inspectie vraagt bij het overlijden van cliënten en patiënten bij toepassing van dwang. Deze motie heb ik gekwalificeerd als ondersteuning van het beleid (31 996 nr. 72).4
De vragen van het Kamerlid Leijten (SP) over het bericht dat de verbeterplannen van zorginstelling NOVO een papieren werkelijkheid waren (ingezonden 8 oktober 2013) (2013Z19213) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat nadere afstemming met de Inspectie voor de Gezondheidszorg dient plaats te vinden. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de kamervragen doen toekomen.