Ingediend | 25 september 2013 |
---|---|
Beantwoord | 18 november 2013 (na 54 dagen) |
Indiener | Tjitske Siderius (PvdA) |
Beantwoord door | Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid sociale zekerheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z18120.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-544.html |
De wetgever heeft in de Wet werk en bijstand het principe en de bevoegdheid opgenomen dat gemeenten aan mensen die een bijstandsuitkering ontvangen een tegenprestatie kunnen opleggen. De wetgever heeft er daarbij doelbewust voor gekozen om gemeenten bij toepassing van de tegenprestatie veel ruimte te bieden. De wettelijke kaders zijn duidelijk. Ten aanzien van de (voorbereiding op de) daadwerkelijke toepassing door gemeenten verwijs ik naar mijn brief van 12 november «Onderzoek uitvoering van de tegenprestatie naar vermogen».
De tegenprestatie is zoals hiervoor al opgemerkt, op dit moment vrijwillig voor gemeenten. Het kabinet streeft ernaar de tegenprestatie voor alle gemeenten te verplichten per 1 juli 2014. Daartoe is het wetsvoorstel WWB-maatregelen aangeboden aan uw Kamer.
Het Ministerie van SZW zal Divosa ondersteunen bij het opstellen van een werkwijzer, waarin voor gemeenten handvaten worden opgenomen die helpen bij de uitvoering van de tegenprestatie. Een opsomming van geschikte werkzaamheden voor de tegenprestatie zal niet kunnen worden opgesteld, omdat alleen lokaal kan worden beoordeeld of deze wel of niet aan de gestelde randvoorwaarden voldoen.
Wat mij aanspreekt is als bijstandgerechtigden zelf ideeën aandragen, of dat gemeenten keuzemogelijkheden aanbieden voor het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten als tegenprestatie voor de uitkering. Als de betrokkene geen ideeën aandraagt, dan is de gemeente aan zet.
Zie antwoord vraag 1.
De uitvoering van de WWB en daarmee de tegenprestatie is een zelfstandige verantwoordelijkheid van de gemeenten. Dit betekent dat de tegenprestatie op lokaal niveau wordt toegepast en gecontroleerd. Aangezien de aanbevelingen van de FNV primair betrekking hebben op de toepassing en uitvoering op lokaal niveau, ligt het niet in de rede dat ik hierover uitspraken doe.
De tegenprestatie is niet primair gericht op re-integratie. Ik ga er daarom vanuit dat in vraag 4 re-integratietrajecten worden bedoeld. Het uitgangspunt bij re-integratie is maatwerk en trajecten die direct zijn gericht op het vinden van regulier werk. Om de dienstverlening verder te verbeteren wordt gewerkt aan professionalisering van klantmanagers. Er worden meer dan voorheen kortdurende trajecten aangeboden, zoals sollicitatietraining, bemiddeling bij een potentiële baan en korte beroepscursussen. Deze trajecten zijn goedkoper en effectiever en deze trajecten zijn direct gericht op uitstroom naar werk. Voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt vergt het meer tijd om deze afstand te overbruggen en leiden de inspanningen niet direct tot het vinden van een baan, maar wel tot verbetering van hun arbeidspositie. Ook tijdelijke banen kunnen een goede opstap zijn en de duurzame inschakeling in het arbeidsproces bevorderen.
Het is niet doelmatig om mensen met recente werkervaring meteen een re-integratietraject aan te bieden. Een groot deel van de werklozen komt namelijk op eigen kracht aan een baan. In een brief van 24 juni 2013 (Kamerstuk II 30 545, nr. 128) over de vierweken zoektermijn voor jongeren is de Kamer inzicht verschaft in het instroombeperkend effect van deze maatregel in de WWB; een derde van de bijstandsaanvragen wordt ingetrokken4. Uit cijfermatige gegevens uit de G-4 gemeenten blijkt dat de vierweken zoektermijn voor jongeren een fors instroombeperkend effect heeft5. Ook trajecten zoals Work First leiden ertoe dat mensen afzien van een uitkering, maar liefst zelf enige tijd op zoek gaan naar een baan. Het is effectiever de bijstandsgerechtigden eerst zelf naar werk te laten zoeken. Lukt dit niet dan zullen betrokkenen een uitkering aanvragen en is het belangrijk een traject te starten.
Ik ben verheugd dat de mensen het liefst een betaalde baan willen en zich willen inzetten om dit te bereiken. De overheid kan geen baan garanderen, maar kan mensen wel ondersteunen bij het vinden van een reguliere baan. De aanbevelingen uit het rapport hebben veelal betrekking op de uitvoering. Omdat de verantwoordelijkheid van de WWB is gedecentraliseerd aan de gemeenten, betreft het een lokale aangelegenheid. De gemeente heeft hier beleidsvrijheid binnen de gestelde randvoorwaarden. Het heeft mijn voorkeur dat de bijstandsgerechtigde zelf een voorstel kan doen om de tegenprestatie in te vullen. Lukt het de bijstandgerechtigde niet om een goede invulling te vinden, dan is de gemeente aan zet.
De economische crisis en hoge werkloosheid heeft effecten op het beroep op bijstand. Ik ben me er zeer van bewust dat sommige gemeenten een grote toename hebben van het aantal bijstandsaanvragen. Het bedrag dat in 2013 aan gemeenten beschikbaar wordt gesteld voor de bekostiging van bijstandsuitkeringen is ruim € 700 miljoen hoger dan in 2012. Over het recht op bijstand dient op zo kort mogelijke termijn duidelijkheid te bestaan. De gemeente dient in beginsel binnen uiterlijk acht weken nadat een bijstandsaanvraag is ingediend hierover een schriftelijke beslissing te nemen. In sommige situaties heeft de gemeente langer dan 8 weken de tijd, bijvoorbeeld als de belanghebbende niet tijdig informatie heeft verstrekt die noodzakelijk is voor een beslissing over de uitkeringsaanvraag. Uit het artikel van Divosa van 19 september 2013 waar het lid Siderius (SP) op doelt volgt dat slechts een enkele gemeente de termijn van 8 weken zou overschrijden.
De gemeente verleent in de periode dat de belanghebbende wacht op een beslissing op de bijstandsaanvraag, behoudens wettelijke uitzonderingen, een voorschot. Dit voorschot wordt binnen vier weken na de aanvraag uitbetaald en daarna iedere vier weken. Het voorschot bedraagt minimaal 90% van de hoogte van de algemene bijstand. Hiermee wordt bewerkstelligd dat de belanghebbende in ieder geval over voldoende inkomen beschikt.
Het College van B&W en de gemeenteraad dienen de wettelijke termijnen te bewaken. Het ontbreekt mij aan informatie over gemeenten die de wettelijke termijn voor de aanvraag van een bijstandsuitkering overschrijden. Gemeenten zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van de WWB, omdat deze taak is gedecentraliseerd. Het voornoemde artikel van Divosa geeft mij onder verwijzing naar antwoord 7 niet direct aanleiding tot aanvullende maatregelen. Op basis van het artikel krijg ik de indruk dat gemeenten alles op alles zetten om het groeiende beroep op bijstand te ondervangen. Hier spreek ik mijn waardering voor uit.