Kamervraag 2013Z17851

De besteding van achterstandsgelden in het onderwijs

Ingediend 20 september 2013
Beantwoord 28 oktober 2013 (na 38 dagen)
Indiener Loes Ypma (PvdA)
Beantwoord door Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD)
Onderwerpen onderwijs en wetenschap overige vormen van onderwijs
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z17851.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-341.html
  • Vraag 1
    Bent u bekend met het bericht «Afkomst ouder bepalend financiering school» van 12 september jl.?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Deelt u de mening dat het niet acceptabel is dat zowel allochtone kinderen als autochtone kinderen van laagopgeleide ouders nog steeds behoorlijke leerachterstanden hebben en dat er dus blijvend geïnvesteerd moet worden in achterstandsleerlingen in het algemeen?

    Alle kinderen hebben recht op goed onderwijs, dus ook kinderen die van huis uit minder zijn toegerust om tot maximale schoolprestaties te komen. Door middel van voor- en vroegschoolse educatie wordt geïnvesteerd om onderwijsachterstanden van doelgroepleerlingen in een vroeg stadium aan te pakken. Daarnaast worden middelen aan scholen in het primair onderwijs en gemeenten ter beschikking gesteld om achterstanden gedurende de schoolperiode te verkleinen en te voorkomen. Deze middelen worden onder andere aangewend voor schakelklassen, verlengde schooldagen en zomerscholen. In totaal is hier jaarlijks ruim € 731 miljoen mee gemoeid.
    Ik zal op deze manieren blijven investeren in scholen die vanwege de achtergrond van hun leerlingpopulatie extra inspanningen moeten verrichten. De Onderwijsraad schrijft in haar advies van 12 september jl. dat dit in het belang is van deze kinderen, de scholen en dus van de samenleving (Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 169).

  • Vraag 3
    Hoe beoordeelt u de constatering van de Onderwijsraad dat de geldstromen die naar scholen met veel kansarme kinderen gaan veel te ingewikkeld en complex zijn en daardoor onvoldoende op de juiste plek terecht komen?

    Het budget dat voor onderwijsachterstanden bedoeld is, wordt via de lumpsum aan schoolbesturen toegekend. Het opleidingsniveau van de ouders van leerlingen wordt hierbij als verdeelcriterium gehanteerd. Elk schoolbestuur ontvangt een financieel overzicht waarin vermeld is hoeveel middelen zij ontvangen voor het bestrijden van de onderwijsachterstanden.
    De door de Onderwijsraad geconstateerde complexiteit is niet het gevolg van ingewikkelde geldstromen, maar komt voort uit het feit dat scholen zelf het opleidingsniveau van de ouders van hun leerlingen moeten vaststellen. Naast dat hierbij veel fouten worden gemaakt – waardoor middelen onvoldoende op de juist plek terechtkomen – leidt dit ook tot administratieve lasten voor scholen.
    Zoals ik op 24 april jl. per brief aan de Tweede Kamer heb gemeld (Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 140), is dit aanleiding voor mij geweest om de praktische haalbaarheid van een nieuw verdeelmodel te onderzoeken. Ik streef erna om in een dergelijk model gebruik te maken van gegevens die buiten de school om verzameld worden. Dit is in lijn met het Onderwijsraadsadvies.

  • Vraag 4
    Wat waren de overwegingen in 2006 om de factor etniciteit niet meer mee te nemen in de verdeling van achterstandsgelden?

    Destijds is Kamerbreed uitgesproken dat het begrip etniciteit een te stigmatiserend begrip is om de bekostiging van achterstandsmiddelen op te baseren. Zodoende is deze indicator niet langer gehanteerd.

  • Vraag 5
    Hoe beoordeelt u het advies van de Onderwijsraad om de verdeelsleutel te baseren op het opleidingsniveau en afkomst van ouders? Hoe gaat u dit advies in het beleid implementeren? Zo niet, waarom volgt u dit advies niet op?

    Zoals toegezegd in de brief van 24 april jl. zou ik de Tweede Kamer na het zomerreces informeren over de praktische haalbaarheid en mogelijke uitwerking van een nieuw verdeelmodel. In mijn overweging wil ik echter ook het advies van de Onderwijsraad meenemen. Daarom zal ik nu voor het einde van dit kalenderjaar de Tweede Kamer inlichten over een eventueel nieuw verdeelmodel. In deze brief zal ik tevens ingaan op het verzoek om een kabinetsreactie op het advies van de Onderwijsraad van de vaste commissie voor OCW (d.d. 19 september jl. kenmerk 2013D36628).

  • Vraag 6
    Hoe gaat u ervoor zorgen dat scholen transparanter worden over de achterstandsgelden die ze ontvangen en hoe zij die besteden?

    De middelen voor onderwijsachterstanden zijn onderdeel van de lumpsum en worden in het jaarverslag verantwoord. Naast deze verticale verantwoording stimuleer ik dat scholen zich richting het bestuur, ouders en andere belanghebbenden over hun handelen en resultaten verantwoorden. Dit is onderdeel van de op 19 april jl. gepresenteerde agenda versterking bestuurskracht onderwijs (Kamerstuk 33 495 nr. 10). De officiële start van Vensters PO in november a.s. zal hieraan ook een impuls geven.
    Tevens worden methoden ontwikkeld om de leerwinst van leerlingen en de toegevoegde waarde van scholen beter in kaart te brengen. Deze ontwikkeling is tegelijkertijd ondersteunend aan het streven van de Inspectie van het Onderwijs om meer te differentiëren in het onderwijstoezicht. Op die manier werk ik er naar toe om het inzicht in de feitelijke prestaties van scholen – met en zonder achterstandsgelden – te vergroten.

  • Vraag 7
    Gaat u de effectiviteit van de verschillende middelen binnen het onderwijsachterstandenbeleid onderzoeken? Zo niet, waarom?

    Er is veel onderzoek gedaan naar welke interventies bijdragen aan de bestrijding van onderwijsachterstanden. Sardes heeft in opdracht van OCW eerder dit jaar een rapport uitgebracht waarin effectieve interventies uit binnen- en buitenland worden beschreven.3 Dit rapport is destijds als bijlage toegevoegd aan de eerder genoemde kamerbrief van 24 april jl. Uit deze studie blijkt dat voor het effectief bestrijden van onderwijsachterstanden geldt dat achterstandsleerlingen profiteren van interventies die voor alle typen leerlingen effectief zijn. Voorbeelden hiervan zijn goede leerkrachten, inzet op ouderbetrokkenheid en een lesinstructie gericht op leerprestaties.
    In aanvulling op de bestaande inzichten laat OCW onderzoek doen naar de oorzaken van de stagnerende ontwikkeling van autochtone achterstandsleerlingen. Dat rapport wordt begin 2014 opgeleverd. Daarnaast neemt Nederland regelmatig deel aan internationale vergelijkingen van leerprestaties van leerlingen.4 Hieruit blijkt consequent dat Nederlandse achterstandsleerlingen zeer goed presteren.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2013Z17851
Volledige titel: De besteding van achterstandsgelden in het onderwijs
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20132014-341
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Ypma over de besteding van achterstandsgelden in het onderwijs