Ingediend | 16 september 2013 |
---|---|
Beantwoord | 23 oktober 2013 (na 37 dagen) |
Indiener | Nine Kooiman |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z17476.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-290.html |
Ik betreur het overlijden van betrokkene ten zeerste.
Allereerst benadruk ik dat het hier gaat om een zaak van het lokale gezag en dat deze zich primair buigt over de prioriteit die op lokaal niveau aan zaken dient te worden gegeven.
De aangifte van betrokkene is op 15 augustus 2013 opgenomen en op 16 augustus 2013 doorgezet naar het betreffende basisteam. Het basisteam heeft de aangifte op 16 augustus 2013 overgedragen aan de districtelijke opsporing en deze werd daar op 26 augustus 2013 inhoudelijk beoordeeld. Besloten werd dat de aangifte, in verband met daderindicatie, opgepakt diende te worden.
Jaarlijks worden ruim 1 miljoen aangiftes opgenomen. Hieronder bevinden zich aangiftes van relatief lichte, zwaardere en zware zaken. Aangiftes van overvallen met fors geweld en zware mishandelingen worden door de politie altijd opgepakt. In het gehele land worden zaken aan de hand van de beschikbare capaciteit geprioriteerd op basis van criteria waaronder de aard en ernst van de zaak en de aanwezigheid van daderindicatie.
Zie antwoord vraag 3.
De gebruikelijke procedure voor aangiftes van bedreiging is dat de politiemedewerker die de aangifte opneemt zelf een eerste beoordeling doet, waarna de aangifte wordt doorgestuurd aan het Districtelijk Informatie Knooppunt. Daar wordt door een medewerker die gespecialiseerd is in bedreigingszaken de aangifte opnieuw beoordeeld, waarna hij via het basisteam wordt doorgezet naar de districtelijke opsporing. De aangiftes worden daar beoordeeld om de inzet van opsporingsmiddelen te kunnen prioriteren. In het onderhavige geval zijn deze stappen doorlopen. De procedure is dat de prioritering in overleg met het OM als gezagdrager wordt vastgesteld.
De politie in Den Bosch is in staat om dit soort aangiftes met de nodige prioriteit in behandeling te nemen. Aangezien de vraag naar politiecapaciteit groot is, moeten altijd keuzes worden gemaakt. Het is evident dat niet alle zaken gelijktijdig opgepakt kunnen worden. Dit geldt ook voor minder ernstige zaken. Binnen de politieorganisatie wordt continue gewerkt aan een verbetering van de werkprocessen waarmee de effectiviteit van het politiewerk kan verbeteren. De vorming van de nationale politie helpt om hierin snellere en betere stappen te zetten.
Zie antwoord vraag 6.
Aangiftes van bedreiging dienen met prioriteit en adequaat opgepakt te worden. Ik verwijs u naar de verbeteringen van de behandeling van de aangiften die politie en OM op dit moment doorvoeren, zoals ik uw Kamer in mijn brief van 9 juli 2013, kenmerk 29 628 nr. 404, heb aangegeven. Eerdere en betere casescreening maken hiervan onderdeel uit.
Ik omarm het besluit van de burgemeester van 's-Hertogenbosch, de heer Rombouts, om in dit soort zaken de wijkagent te laten interveniëren richting bedreiger. Wijkagenten vervullen een effectieve rol door bijvoorbeeld aan de bedreiger kenbaar te maken dat hij bij de politie bekend is.
De korpschef zal de interventiemogelijkheden bij bedreigingen verder verbreden.
Nee, er is voldoende capaciteit beschikbaar om ernstige zaken op te pakken. De opsporingscapaciteit is in de afgelopen 10 jaar sterk gestegen: van ruim 8.500 fte in 2002 naar bijna 14.000 fte in 2012. De vraag naar politiecapaciteit is echter breed en groot. Daarom moeten zaken aan de hand van de beschikbare capaciteit worden geprioriteerd op basis van criteria waaronder de aard en ernst van de zaak. Daarnaast is het niet alleen de vraag óf een zaak kan worden opgepakt binnen de huidige capaciteit, maar vooral op welke wijze en vanuit welke expertise binnen de politieorganisatie. Samenwerking met partners blijft hierin ook een cruciale succesfactor.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Kooiman (SP) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over de dood van een 19-jarig meisje (ingezonden 16 september 2013) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.