Ingediend | 12 september 2013 |
---|---|
Beantwoord | 29 oktober 2013 (na 47 dagen) |
Indiener | Paul van Meenen (D66) |
Beantwoord door | Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
Onderwerpen | hoger onderwijs onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z17231.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-353.html |
Ja.
Ik onderschrijf deze conclusie niet. Voornoemd onderzoek beperkt zich tot slechts één opleiding bij één instelling en is gericht op studenten uit de cohorten 2005 en 2006. Bij deze opleiding wordt probleemgestuurd onderwijs (PGO) toegepast, waardoor de resultaten van dit onderzoek niet zonder meer te vertalen zijn naar alle studenten die onder de BSA-regeling vallen. Daarnaast bestaan er andere (recentere) onderzoeken met een breder perspectief waaruit het tegendeel blijkt. Een van deze onderzoeken is de evaluatie van de pilot «Nominaal is normaal» aan de Faculteit der Sociale Wetenschappen (FSW) van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)2, waaruit blijkt dat binnen de faculteit bij de meeste opleidingen een hoger rendement werd gehaald dan voorheen zonder BSA. Een onderzoek van Rijksuniversiteit Groningen (RUG)3 stelt dat er een sterk positief effect is te zien na invoering van het BSA in het aantal studiepunten dat wordt behaald en het aantal studenten dat in één jaar tijd het eerste jaar behaalt.
Gelet op mijn antwoord op vraag 2 hebben deze beperkte onderzoeksresultaten geen consequenties voor mijn beleid ten aanzien van het BSA. Het BSA is een instrument om studenten te verwijzen die niet geschikt zijn voor specifieke opleidingen en om studenten te stimuleren in tempo te (blijven) studeren. Het BSA voor het eerste jaar is al jaren in werking. Instellingen geven over het algemeen aan dat zij zeer tevreden zijn over de effecten van het BSA.
Ik ben van mening dat in het hoger onderwijs de onderwijskwaliteit voorop moet staan. Daarbij is studievoortgang wel van belang. Veel studenten doen onnodig lang over hun studie. Verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en de studievoortgang moet leiden tot een ambitieuze studiecultuur. In een ambitieuze studiecultuur moet nominaal studeren de regel zijn en geen uitzondering. Via de prestatieafspraken zijn afspraken met hoger onderwijsinstellingen gemaakt over kwaliteitsverhoging en de inzet om het studieresultaat op te hogen.
Het is goed dat studenten gestimuleerd worden om in tempo te studeren. Het is echter in strijd met de wet als studenten tentamens, waarvan de geldigheidstermijn beperkt is, niet meer opnieuw kunnen doen. Onder de bedoelde regeling van de Universiteit Leiden zouden aanvankelijk van 25 studenten de tentamenresultaten van het tweede en derde bachelorjaar komen te vervallen en zou hen geen gelegenheid meer worden geboden om de betreffende tentamens nogmaals te doen.
Inmiddels heeft het College van Bestuur van de Universiteit Leiden in overleg met de faculteit Rechtsgeleerdheid besloten dat de studenten waarvan de cijfers op grond van de regeling inzake de geldigheidsduur van tentamenresultaten zijn vervallen, met terugwerkende kracht vanaf 1 september jl. toegestaan wordt opnieuw vakken te volgen en toetsen voor deze vakken af te leggen.
In het mondelinge vragenuur op 10 september 2013 heb ik in reactie op de vragen van de heer Mohandis (PvdA) toegezegd bij de VSNU te informeren naar de andere universiteiten die eenzelfde regeling hebben als Universiteit Leiden. Inmiddels heb ik ook de Vereniging Hogescholen benaderd met het verzoek te inventariseren of er hogescholen zijn die een soortgelijke regeling hebben als die bij Universiteit Leiden. De Vereniging Hogescholen heeft toegezegd deze inventarisatie te zullen uitvoeren. Nadat ik de resultaten van de inventarisaties heb ontvangen, zal ik uw Kamer over de uitkomsten ervan informeren. Uit de door mij bij Hogeschool Windesheim ingewonnen informatie blijkt dat zij om te kunnen waarborgen dat studenten met actuele kennis afstuderen, aan tentamens een geldigheidsduur van vier jaar verbindt. Na deze periode kunnen ingeschreven studenten de betreffende tentamens herkansen. Per studiejaar heeft de ingeschreven student minimaal twee toetskansen voor iedere onderwijseenheid. Hetgeen Hogeschool Windesheim doet is dus niet hetzelfde als in het geval van Universiteit Leiden.
Beperking van de geldigheidsduur van tentamens is volgens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) mogelijk om verschillende redenen, zoals ik toegelicht heb in het mondelinge vragenuur op 10 september 2013 naar aanleiding van de vragen van de heer Mohandis (PvdA). Het is aan de instelling in samenspraak met de medezeggenschap om te bepalen wanneer het nodig is de geldigheidsduur te beperken. Het instrument voor beperking van de geldigheidsduur van tentamens is een al lang bestaand instrument. Indertijd is het met name geïntroduceerd om de geldigheidsduur van tentamens te bepalen als kennis veroudert, zodat degene die is afgestudeerd over kennis beschikt die up-to-date is. Omdat dat per opleiding kan verschillen, wordt er niet centraal een geldigheidstermijn voorgeschreven. Het is aan de instellingen zelf om de onderwijskundige argumenten en belangen bij beperking van geldigheidstermijnen te wegen.
Ik verwijs u naar mijn antwoorden op vraag 5 en 6. Welke termijnen aanvaardbaar zijn voor het up-to-date zijn van kennis is aan de hoger onderwijsinstellingen zelf om te bepalen. Na het afstuderen kan kennis up-to-date worden gehouden via bijvoorbeeld werkervaring of bijscholing. Daarin heeft de afgestudeerde een eigen verantwoordelijkheid. Dit valt buiten de verantwoordelijkheid van de instelling.
Ja. Tevens heb ik contact gehad met Hogeschool De Kempel. Ik heb begrepen van Hogeschool De Kempel dat deze maatregel na overleg met de Inspectie van het Onderwijs met onmiddellijke ingang is ingetrokken door de hogeschool en dat studenten niet meer hiermee worden geconfronteerd, omdat de maatregel in strijd was met wet- en regelgeving.
Een instelling kan de student, die ingeschreven is, niet beletten om een tentamen opnieuw af te leggen. Uitsluiten van een opleiding kan alleen op grond van een BSA waarbij de student wordt afgewezen voor de opleiding en vervolgens wordt uitgeschreven. Een student kan een BSA krijgen op grond van het feit dat hij de vooraf vastgestelde studienorm niet behaalt, maar niet omdat hij al een aantal keer hertentamen heeft gedaan voor een bepaald vak.
Inzet van dit kabinet is een uitdagender studiecultuur te creëren en het studieklimaat te verbeteren. In de prestatieafspraken is met instellingen afgesproken zowel de kwaliteit van onderwijs als het studierendement te verbeteren. Deze maatregelen zijn gebaseerd op wederkerigheid, waarbij zowel studenten als instellingen hun verantwoordelijkheid hebben en nemen. Van instellingen wordt verwacht om nominaal studeren te stimuleren en daarnaast de kwaliteit van onderwijs te verbeteren.
Mijn indruk is dat bovenstaande regelingen bij instellingen vaak losstaan van de prestatieafspraken, aangezien zij in werking zijn gezet op een eerdere datum. Voor een gedetailleerder beeld wacht ik de informatie van VSNU en Vereniging Hogescholen af. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8, moeten studenten de mogelijkheid hebben een tentamen waarvan de geldigheidstermijn is verstreken opnieuw te maken.
Ik heb geen aanleiding te veronderstellen dat deze taak van de instelling in een ander perspectief komt te staan met bovenstaande maatregelen. De maatregelen om studiekwaliteit en studievoortgang te stimuleren, zoals het BSA en het instrument voor beperking van de geldigheidsduur van tentamens, hebben als doel een uitdagende en inspirerende leeromgeving te stimuleren.