Ingediend | 28 augustus 2013 |
---|---|
Beantwoord | 16 september 2013 (na 19 dagen) |
Indieners | Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
Beantwoord door | Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
Onderwerpen | internationaal organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z16180.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-3223.html |
Ja.
Het Kabinetg heeft Royal HaskoningDHV niet geadviseerd om te stoppen mee te werken aan openbare voorzieningen in Oost-Jeruzalem, maar heeft het bedrijf geïnformeerd over de bezetting van het gebied door Israël en de rechten en verplichtingen van de bezettende mogendheid. Het Kabinet acht Israëlische nederzettingen onrechtmatig en een obstakel voor de vrede en ontmoedigt daarom Nederlandse bedrijven investeringen te doen of andere activiteiten te ontplooien in of ten behoeve van Israëlische nederzettingen. Dit betreft staand beleid. Het is Nederlandse bedrijven echter niet verboden om deze economische relaties aan te gaan. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de bedrijven zelf.
De PA/Palestijnse Water Autoriteit is volgens eigen zeggen niet betrokken bij het project en heeft in een vroeg stadium herhaaldelijk aangegeven bezwaren te hebben.
De installatie zou rioolwater in Oost-Jeruzalem zuiveren. Dit staat echter niet gelijk aan het prepareren van afvalwater voor consumptie. Het project heeft dan ook geen impact op de beschikbare hoeveelheid drinkwater.
Nederland heeft zich als prioriteit gesteld om bij te dragen aan het bereiken van een vredesakkoord tussen partijen. Het Kabinet is van mening dat de uitbreiding van nederzettingenactiviteiten hierbij een obstakel vormen.
Zie ook het antwoord op vraag 2.
De relatie die hier wordt gelegd met de Nederlandse steun aan ontwikkelingsprojecten in de Palestijnse Gebieden gaat niet op aangezien deze projecten niet in of ten behoeve van nederzettingen worden uitgevoerd.
Zie verder het antwoord op vraag 2.
Ja.