Ingediend | 27 augustus 2013 |
---|---|
Beantwoord | 18 september 2013 (na 22 dagen) |
Indiener | Lilian Helder (PVV) |
Beantwoord door | Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z16124.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-22.html |
De strafzaak tegen betrokkene waarin hij door het gerechtshof Amsterdam is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar is door de Hoge Raad teruggewezen naar het gerechtshof. Betrokkene is na de schorsing van zijn voorlopige hechtenis in deze zaak aangehouden op verdenking van nieuwe feiten. Na de schorsing van zijn voorlopige hechtenis voor deze nieuwe feiten is hij aansluitend opnieuw in voorlopige hechtenis genomen vanwege de eerste zaak.
Bij de tussentijdse toetsing van de voorlopige hechtenis wegens de eerste zaak is deze door het gerechtshof recent opnieuw geschorst op verzoek van betrokkene. Het gerechtshof heeft, naast de gebruikelijke voorwaarden zoals het zich niet schuldig maken aan nieuwe strafbare feiten, wel aanleiding gezien om bijzondere voorwaarden op te leggen die ondermeer zijn gericht op het beperken van de bewegingsvrijheid van betrokkene.
Een voorlopige hechtenis kan worden geschorst wanneer de persoonlijke belangen van de betrokkene om in vrijheid de behandeling van diens zaak af te wachten prevaleren boven de belangen van de samenleving bij het voortduren van de voorlopige hechtenis. Ik kan niet treden in de beoordelingen door de rechtbank en het gerechtshof in verband met de schorsingen in de in antwoord 1 genoemde strafzaken. Het Openbaar Ministerie heeft bij het laatstgenoemde verzoek tot schorsing voor voortduring van de voorlopige hechtenis gepleit. Er staan voor het Openbaar Ministerie geen rechtsmiddelen open tegen het besluit van het gerechtshof.
Het enkele feit dat een verdachte in hoger beroep gaat tegen een vonnis is geen grond voor het schorsen van diens voorlopige hechtenis. Het is dan ook niet aan de orde om in verband daarmee maatregelen te nemen. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op de overige vragen.
Een wetsvoorstel dat strekt tot het regelen van de dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen van ten minste één jaar, zoals voorzien in het Regeerakkoord, zal nog deze maand ter consultatie worden aangeboden aan de gebruikelijke adviesinstanties.
Zie antwoord vraag 3.