Ingediend | 16 augustus 2013 |
---|---|
Beantwoord | 15 oktober 2013 (na 60 dagen) |
Indiener | Pieter Omtzigt (CDA) |
Beantwoord door | Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
Onderwerpen | europese zaken internationaal |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z15880.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-241.html |
Ja.
Het rapport dat in opdracht van het Europees Parlement is geschreven, geeft geen volledig beeld van de prestaties van de douane van een lidstaat op het gebied van de traditionele eigen middelen (invoerrechten). De prestaties van de douane van de lidstaten zijn op basis van dit rapport niet goed vergelijkbaar. Het rapport houdt namelijk alleen rekening met het aantal gemelde fraudezaken en onregelmatigheden en de daarmee gemoeide bedragen en niet met relevante factoren die per lidstaat aanzienlijk verschillen. Het gaat dan o.a. om geografische ligging (bijvoorbeeld wel of geen zeehavens), type handel (bijvoorbeeld bulkgoederen of kleine zendingen) en gevolgde douaneprocedure (bijvoorbeeld invoer of doorvoer). Deze factoren zijn van invloed op aard en mate van het risico op fraude en onregelmatigheden. Een andere relevante factor is de mate van vrijwillige naleving van wet- en regelgeving door het bedrijfsleven (compliance) en de gevolgde handhavingstrategie van de nationale douaneorganisatie. Zo zet Nederland in op het voorkomen van fraude en onregelmatigheden door het verhogen van de compliance in de logistieke keten door het certificeren van bedrijven die voldoen aan de voorwaarden van AEO (Authorised Economic Operator).
De Europese Commissie stelt dat dergelijke factoren het aantal meldingen van fraudezaken en onregelmatigheden en de daarmee gemoeide bedragen sterk beïnvloeden2. De Commissie vindt dan ook, net als het kabinet, dat in het licht van deze factoren de methodiek van het rapport te beperkt is. De Europese Commissie heeft in het Europees Parlement afstand genomen van de conclusies uit het rapport3.
Overigens kan worden opgemerkt dat het aantal in Nederland geconstateerde fraudezaken en onregelmatigheden afneemt, maar niet het ermee gemoeide totale geldbedrag. In 2012 is er bijvoorbeeld een verdrievoudiging van het bedrag aan fraude en onregelmatigheden bevonden (29 miljoen in 2011 tegenover 88 miljoen in 2012). Er worden dus minder zaken afgehandeld, maar per zaak gaat het wel om meer geld. De trend dat het aantal fraudezaken en onregelmatigheden daalt, is overigens in de hele Europese Unie zichtbaar.
De afgelopen jaren heeft Nederland ingezet op het vergroten van de compliance in de logistieke keten door de AEO-certificering. Daarnaast heeft Nederland dit jaar besloten om bij de Douane, naast het al bestaande fraudeteam accijns, een fraudeteam op te richten speciaal voor de bestrijding van fraude met invoerrechten en fraude op het terrein van de zogenaamde VGEM (Veiligheid, Gezondheid Economie en Milieu) – douanebepalingen. Dit fraudeteam is momenteel in opbouw.
Zie antwoord vraag 2.
Ja, dat klopt. Overigens past ook bij deze cijfers een relativering. Zoals de Europese Commissie opmerkt, kunnen verschillen tussen de lidstaten in de resultaten van inning worden veroorzaakt door het type fraude of onregelmatigheid of door het type schuldenaar4. Daarnaast geeft het inningspercentage in het jaar waarin de fraude of onregelmatigheid wordt geconstateerd, slechts een beperkt beeld. Het proces van inning kan namelijk doorlopen na afloop van het kalenderjaar waarin de fraude of onregelmatigheid is vastgesteld. Om die reden publiceert de Europese Commissie ook het inningspercentage na afloop van twee jaar. Uit deze cijfers blijkt dat in de periode 2006 – 20115 het inningspercentage van Nederland boven het Europese gemiddelde en dat van Bulgarije en Cyprus ligt: 65,30% in Nederland tegen 50,52% in Europa, 42,03% in Bulgarije en 45,35% in Cyprus.
Nederland is voor de periode 2006 – 2011 door de Europese Commissie voor een bedrag van in totaal € 11,5 miljoen aansprakelijk gesteld voor oninbaar geleden douaneschulden (vastgestelde schulden die niet bij de schuldenaar konden worden geïnd door de Nederlandse douane). Op dit bedrag mogen, voorafgaand aan de afdracht, ook perceptiekosten worden ingehouden, waardoor er feitelijk € 8,6 miljoen moest worden afgedragen. Dit is 0,066% van het totaal aan traditionele eigen middelen dat in deze periode door Nederland is afgedragen. Het bedrag is geheel betaald en wordt verantwoord op de begroting van Buitenlandse Zaken.
Zie antwoord vraag 2.
Ja.
Ja.
Nederland heeft de Europese Commissie medegedeeld dat Nederland niet aansprakelijk kan worden gehouden voor fouten van de douaneautoriteiten in kwestie. Het bedrag is dan ook niet betaald. Het parlement wordt over aansprakelijkheidstellingen geïnformeerd in de reguliere begrotingsstukken op het moment dat er sprake is van een voorziene betalingsverplichting.
Zie antwoord vraag 9.
Hieronder treft u een overzicht aan van de gevallen waarin Nederland aansprakelijk is gesteld dan wel uit eigen beweging heeft betaald. Het overzicht ziet op de periode 2006 tot en met augustus 2013. Er is bij het overzicht een onderverdeling gemaakt in categorieën op basis van de oorsprong van de aansprakelijkheidsstelling. De volgende onderverdeling is gehanteerd:
aansprakelijk als gevolg van controles Europese toezichthouders en juridische procedures
21,3
aansprakelijk nadat Nederland oordeel heeft gevraagd aan EU
5,4
Nederland betaalt uit eigen beweging aan EU wegens administratieve vergissingen
14,6
aansprakelijk wegens niet of te late afdracht – wel geïnd niet afgedragen
16,3
Correctie voor perceptiekosten van 25%
– 14,4
*bedragen x € 1.000.000
Bij het overzicht passen de volgende kanttekeningen
Voor een overzicht van alle financiële correcties en terugvorderingen in Nederland tussen 2007 en 2011 door de Europese Commissie bij de Structuurfondsen, Landbouwfondsen, Migratiefondsen en bij het Europees Sociaal Fonds, verwijs ik u naar tabel 1 en 2 in de brief van de regering inzake vragen van uw Kamer over het jaarverslag van de Europese Rekenkamer uit 2012 (Kamerstukken II 2012–2013, 24202 nr.8.
Hierbij bericht ik u dat de schriftelijke vragen van het lid Omtzigt (CDA) over de inning van Europese douanerechten in Nederland, ingezonden op 16 augustus 2013, niet binnen de gestelde termijn beantwoord kunnen worden. Dit in verband met de tijd die nodig is om de gevraagde gegevens te verzamelen.