Ingediend | 16 augustus 2013 |
---|---|
Beantwoord | 16 september 2013 (na 31 dagen) |
Indiener | Gerard Schouw (D66) |
Beantwoord door | Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid organisatie en beleid recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z15878.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-3216.html |
Ja. De aanleiding voor het artikel is een uitspraak van de beklagcommissie uit de Commissie van Toezicht bij het Detentiecentrum Schiphol.
De Nationale ombudsman heeft in 2010 in een rapport de aanbeveling gedaan om bij de directeuren van de justitiële inrichtingen onder de aandacht te brengen dat wanneer hongerstakers in een observatiecel worden geplaatst, in deze cel zoveel mogelijk faciliteiten moeten worden geboden zoals in een reguliere cel (meubilair, televisie, radio, etc.) en een hongerstaker andere kleding moet worden verstrekt dan scheurkleding. Bij brief van 8 juni 2011 heb ik aan de Nationale ombudsman gemeld deze aanbeveling te zullen overnemen.
Ik deel de mening dat het afzonderen van ingeslotenen een vergaande maatregel is. Om die reden gaan de inrichtingen terughoudend om met deze maatregel. De maatregel wordt overigens in de meeste gevallen toegepast met het oog op de bescherming van de ingeslotene. Kortheidshalve verwijs ik naar het themarapport «Plaatsing in isolatie in huizen van bewaring en gevangenissen» van de toenmalige Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt) van mei 2012 en mijn beleidsreactie daarop die is opgenomen in mijn gebundelde beleidsreactie op rapporten van de Inspectie Veiligheid en Justitie (TK, Vergaderjaar 2012–2013, 24 587, nr. 482).
In mijn brief van 15 mei 2013 (TK, Vergaderjaar 2012–2013, 19 637, nr. 1667) heb ik uw Kamer geïnformeerd over het aantal personen dat in mei 2013 groepsgewijs in honger- dan wel dorststaking is gegaan en het aantal personen dat in observatie is geplaatst. Bij eerder genoemde gebundelde beleidsreactie heb ik uw Kamer geïnformeerd over omvang en redenen voor de toepassing van afzondering in detentiecentra.
Uitgangspunt is dat een eet- en/of drinkstaker op een reguliere afdeling verblijft. Een ingeslotene wordt pas onder cameratoezicht geplaatst en/of geïsoleerd als daar een medische reden voor is (of bij wijze van ordemaatregel indien nodig). De maatregel wordt beëindigd zodra geen grond voor observatie meer bestaat.
De directeur is op grond van artikel 24 a Pbw bevoegd om te bepalen dat een ingeslotene die in een afzonderingcel verblijft, door middel van een camera wordt geobserveerd indien dit ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de gedetineerde noodzakelijk is. Alvorens hij hiertoe beslist, wint hij het advies in van een gedragsdeskundige onderscheidenlijk de inrichtingsarts, tenzij dit advies niet kan worden afgewacht. In dat geval wint de directeur het advies zo spoedig mogelijk na zijn beslissing in.
Het is niet mogelijk om cameratoezicht op de eigen cel te faciliteren. Een reguliere cel is onvoldoende overzichtelijk om door middel van cameratoezicht de veiligheid van de ingeslotene te waarborgen. Bovendien verblijven de meeste vreemdelingen met twee personen op cel waardoor het plaatsen van cameratoezicht zou ingrijpen op de privacy van de celgenoot.
Conform mijn toezegging in reactie op het eerder genoemde rapport van de ISt van 2011 worden honger- en dorststakers geplaatst in afzonderingscellen met meer faciliteiten. De hiervoor noodzakelijke aanpassingen van de afzonderingscellen in Detentiecentrum Schiphol zijn in mei van dit jaar gereed gekomen.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Schouw (D66) van uw Kamer aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het plaatsen van hongerstakers in een isoleercel (ingezonden 16 augustus 2013) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.