Ingediend | 7 augustus 2013 |
---|---|
Beantwoord | 28 augustus 2013 (na 21 dagen) |
Indiener | Roelof van Laar (PvdA) |
Beantwoord door | Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
Onderwerpen | recht strafrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z15628.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-3055.html |
Ja.
Nee. Mede namens de minister en staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bericht ik u dat de overheid in Europees Nederland niet in structurele zin samenwerkt met het land Curaçao op het gebied van jeugdreclassering. Uitgangspunt is dat ieder land in het Koninkrijk primair zelf verantwoordelijk is om de situatie op het eiland te verbeteren. Wel zijn er incidenteel op casusniveau contacten tussen de Raad voor de Kinderbescherming in Europees Nederland en de respectievelijke landen Sint Maarten, Aruba en Curaçao.
Voorts zijn er recent contacten gelegd tussen de directeuren van de voogdijraden van de respectievelijke landen met de directeur van de voogdijraad BES in Caribisch Nederland om te bezien of en zo ja op welke terreinen van het justitieel jeugdbeleid (civielrechtelijk en strafrechtelijk) samenwerking mogelijk is. Van samenwerking in structurele zin op het terrein van jeugdreclassering is momenteel geen sprake. Ook een verzoek daartoe van het land Curaçao heeft mij niet bereikt.
Zoals ik in mijn beleidsreactie van 19 juni jl. (TK, 31 839, nr. 294) op het Unicef-onderzoek «Koninkrijkskinderen: Kinderrechten op de Nederlandse Cariben», reeds heb aangegeven, wil Nederland zich, samen met de landen in het Koninkrijk, blijven inzetten om de situatie van kinderen in het Caribisch deel van het Koninkrijk te verbeteren. Ook tijdens het Koninkrijksberaad begin juni zijn de Unicef-rapporten met de landen Curaçao, Aruba en Sint Maarten besproken. Afgesproken is dat de landen zoveel mogelijk samen gaan werken om de problematiek aan te pakken. Dit omvat wat mij betreft ook (de ontwikkeling van) jeugdreclassering. In dit verband verwijs ik graag naar de brief van de Minister en Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 14 juni jl. (TK, 29270, nr. 85) aan uw Kamer, naar aanleiding van een soortgelijk onderzoek door de Raad voor de Rechtshandhaving op het gebied van jeugdreclassering in Caribisch Nederland. De Raad voor de Rechtshandhaving constateert dat veel van de knelpunten die in 2006 door de commissie-Camelia-Römer waren gesignaleerd, in Caribisch Nederland zijn weggenomen. De Raad concludeert dat er in Caribisch Nederland de afgelopen twee jaar grote stappen voorwaarts zijn gezet. Dat is gebeurd met grote inzet van de medewerkers van de Voogdijraad BES. De directeur van de voogdijraad BES heeft – met instemming van de collega bewindspersonen van Veiligheid en Justitie – zijn bereidheid uitgesproken om desgewenst samen te werken met de voogdijraad op Curaçao, als het gaat om uitwisseling van expertise en ervaring op het gebied van jeugdreclassering.
De landen Curaçao, Sint Maarten en Aruba blijven primair zelf verantwoordelijk om kinderleed te voorkomen en daartoe geëigende maatregelen te nemen. Dat neemt niet weg dat we als landen binnen het Koninkrijk samenwerken op die gebieden die voor kinderen en jongeren van belang zijn. Tijdens de volgende Koninkrijksconferentie in maart 2014 zullen onder andere de onderwerpen kinderrechten en jeugdwerkloosheid worden geagendeerd. Deze onderwerpen worden de komende periode in werkgroepen voorbereid. Hier zal tevens worden bezien of het onderwerp jeugdreclassering wordt besproken tijdens de Koninkrijksconferentie.