Ingediend | 19 juli 2013 |
---|---|
Beantwoord | 27 augustus 2013 (na 39 dagen) |
Indieners | Magda Berndsen (D66), Wouter Koolmees (D66) |
Beantwoord door | Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | financiën openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z15275.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-3035.html |
Handhavingscapaciteit wordt niet specifiek geoormerkt. Ook wordt geen uitsplitsing gemaakt naar kosten voor de bestrijding van bepaalde vormen van criminaliteit. Criminaliteit wordt bestreden en capaciteit wordt daar ingezet waar dit nodig is. Daarbij is het lokale gezag verantwoordelijk voor de inzet van politie.
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de beantwoording van de Kamervragen van Lid Kooiman (SP) (d.d. 5 maart 2013 nr. 1499)
De Taskforce B5 is gericht op een structureel veiliger Brabant door een substantiële vermindering van de (georganiseerde) criminaliteit in de regio en daarmee een substantiële vermindering van de negatieve effecten van deze criminaliteit op de veiligheid in de vijf betrokken steden.
Er zijn sinds eind 2.010 grote sprongen gemaakt bij de aanpak van georganiseerde misdaad in Brabant. Het OM, de politie, de Belastingdienst, de Koninklijke Marechaussee (Kmar) en de gemeenten werken intensief samen waardoor de slagkracht groot is. Het Informatieplein bij het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) en de twee Integrale Stuurploegen draaien op volle toeren waardoor gezamenlijke interventiestrategieën worden voorbereid en uitgevoerd. We zien dan ook een stijging van het aantal criminele samenwerkingsverbanden dat wordt aangepakt en van het crimineel vermogen dat wordt opgespoord en waar beslag op wordt gelegd. Daarnaast ontstaat door de samenwerking beter zicht op de criminele structuren in Brabant waardoor een gerichte aanpak mogelijk wordt. Omdat we nu goed op stoom zijn gekomen ben ik, net als de betrokken driehoeken, voorstander van een doorstart van de Taskforce B5 in 2014. Hoe deze doorstart exact vorm moet krijgen wordt momenteel verder uitgewerkt.
Voor wat betreft de kosten kan ik u melden dat het ministerie van Veiligheid en Justitie vanaf de start van de Taskforce eind 2010 tot en met eind van 2013 een totaalbedrag van € 1.990.000 investeert in de samenwerking.
De ondernemers die actief zijn als coffeeshophouder worden geacht jaarlijks de gerealiseerde omzet te verantwoorden in de jaarstukken van de betreffende onderneming. Deze jaarstukken maken onderdeel uit van de aangifte inkomstenbelasting en/of vennootschapsbelasting die men jaarlijks dient in te zenden vóór 1 april van het jaar volgend op het betreffende belastingjaar.
In Nederland zijn momenteel ruim 600 coffeeshops actief. De Belastingdienst houdt de opbrengsten niet per branche bij en daarnaast kennen de coffeeshops ook geen aparte branchecode. Hierdoor is het niet mogelijk om op geautomatiseerde wijze gegevens over de totale omzet of inkoop te genereren. Daarnaast geldt dat de brutowinstmarge in principe per ondernemer verschillend is, en dat de inkoop die in de jaarstukken staat vermeld «vervuild» kan zijn door andere inkopen, zoals horecagoederen.
Tot slot zijn ondernemers die als coffeeshophouder actief zijn, niet verplicht dagstaten te voeren. Indien men deze wel voert, dient men deze ook te bewaren overeenkomstig geldende fiscale wetgeving. Deze dagstaten zijn in voorkomende gevallen alleen voor de Belastingdienst beschikbaar tijdens een fysieke controle. Hierdoor is er dus geen totaalbeeld te bepalen van de hoeveelheden softdrugs die door coffeeshops wordt verkocht.
Zie antwoord vraag 5.
Zie antwoord vraag 5.
De gemiddelde verkoopprijs van een gram hasj en een gram wiet heeft zich tussen 2008 en 2011 als volgt ontwikkeld1:
Cannabisproduct
2008
2009
2010
2011
Nederwiet
7,67
8,12
8,13
8,30
Geïmporteerde wiet
5,16
4,88
4,57
4,24
Geïmporteerde hasj
8,09
8,70
9,07
7,79
Over de verkoopprijs in 2012 zijn nog geen gegevens beschikbaar. Over de inkoopprijs tussen 2008–2012 zijn geen gegevens bekend.
Zoals hiervoor al opgemerkt is er voor coffeeshops geen aparte branchecode, waardoor het inzichtelijk maken van genoemde belastinggegevens alleen mogelijk zou zijn via een zeer bewerkelijk, arbeidsintensief en daardoor kostbaar handmatig proces.
Het is uit hoofde van Europees recht niet toegestaan invoerrechten en BTW te heffen op cannabis.
Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft in de zaak Horvath-Hauptzollamt Hamburg-Jonas (5 februari 1981, 50/80) beslist dat goederen die verboden zijn, zoals verdovende middelen, niet mogen worden belast met invoerrechten. Voorts heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in de zaak Happy Family (5 juli 1988, 289/86) beslist dat geen omzetbelastingschuld ontstaat bij de illegale levering van verdovende middelen. Naar analogie van de in de jurisprudentie voor de omzetbelasting en invoerrechten neergelegde lijn, kan ook van een accijnsheffing op dergelijke producten geen sprake zijn.
In puur technische zin zouden overige belastingen, net als bij iedere andere vorm van economische activiteit, ook geheven kunnen worden bij de teelt van cannabis. Bij cannabisteelt wordt echter artikel 3 van de Opiumwet overtreden en is er per definitie sprake van een criminele activiteit, met als logisch gevolg dat geen enkele betrokkene vrijwillig belastingaangifte zal doen.
Zie antwoord vraag 9.
Zie antwoord vraag 9.
Zie antwoord vraag 9.
Voorop staat dat de internationale verdragen geen ruimte bieden voor het reguleren van softdrugs, laat staan voor het decriminaliseren daarvan.
Met betrekking tot het reguleren van softdrugs is het een onjuiste veronderstelling dat dit zal leiden tot lagere handhavingslasten. Nog altijd zal moeten worden opgetreden tegen softdrugs-gerelateerde criminaliteit, die immers zal blijven plaatsvinden. Ook impliceert het reguleren van softdrugs een gesloten circuit waarbinnen productie, distributie en handel sluitend kunnen worden gecontroleerd. Een systeem waarin elke schakel van de keten moet worden gecontroleerd en beveiligd, zal nog grotere handhavingsinspanningen vragen dan nu reeds het geval is.
Voor het decriminaliseren van softdrugs geldt dat een situatie waarbij in ons land softdrugs legaal zijn en over de grens verboden, in de praktijk volstrekt ondenkbaar is. Hoewel het niet mogelijk is om exact aan te geven hoeveel er bespaard zou kunnen worden op de inzet van politie en justitie, zijn in de brede heroverweging Veiligheid en Terrorisme grove schattingen gemaakt op basis van dit fictieve scenario.2 Hier staat echter tegenover dat het vergroten van de aantrekkingskracht van Nederland op criminelen naar verwachting leidt tot minstens evenzoveel nieuwe handhavingslasten. Dit terwijl het huidige kabinet er juist alles aan doet om het tij te keren en criminaliteit, overlast en drugstoerisme hard aan te pakken.
Voor de vraag over het voeren van accijns verwijs ik u naar het antwoord op vraag 11.
Zie antwoord vraag 13.