Kamervraag 2013Z14893

Onderzoek onder voortijdig schoolverlaters m.b.t. preventie en begeleiding van deze groep

Ingediend 11 juli 2013
Beantwoord 15 augustus 2013 (na 35 dagen)
Indiener Tanja Jadnanansing (PvdA)
Beantwoord door Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA)
Onderwerpen onderwijs en wetenschap organisatie en beleid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z14893.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-2968.html
  • Vraag 1
    Heeft u kennisgenomen van het jaarlijkse onderzoek van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit Maastricht onder voortijdig schoolverlaters (VSV’ers)?1 Zo ja, hoe beoordeelt u de constateringen en conclusies uit dit onderzoek, ook in het licht van de doelstelling dat het aantal VSV’ers in 2014–2015 maximaal 25.000 mag bedragen?

    Ja.
    De aanpak van voortijdig schoolverlaten is succesvol gebleken: het aantal vsv’ers is in tien jaar tijd gehalveerd2. Het onderzoek onder ruim 2.000 van de 40.000 voortijdig schoolverlaters uit schooljaar 2010–2011, laat zien dat op een aantal vlakken nog stevig ingezet kan worden om het aantal vsv’ers verder terug te dringen. De helft van de ondervraagde vsv’ers geeft aan dat schoolgerelateerde oorzaken de belangrijkste reden voor de uitval vormden. Scholen en instellingen kunnen dus nog veel doen om uitval te voorkomen. Dat begint bij het voeren van intakegesprekken en het bieden van objectieve informatie over de opleiding en het werk waar het toe opleidt. Verder gaat het om het bieden van goed en uitdagend onderwijs en het intensief begeleiden van leerlingen tijdens de gehele studieloopbaan. Maar ook praktische zaken als aansluitende roosters en het betrekken van het thuisfront van de leerling helpen uitval te voorkomen.

  • Vraag 2
    Deelt u de mening dat het zorgwekkend is om onder andere te moeten constateren dat een grote groep (circa 40%) al voor uitval buiten beeld is geraakt en dat een nog grotere groep (62%) de keuze voor beëindiging van de opleiding niet met de school besproken heeft? Zo ja, wat wordt er op dit moment concreet gedaan om tijdige signalering van dreigende uitval en begeleiding van deze jongeren te verbeteren?

    De percentages waar u in bovenstaande vraag naar verwijst, kan ik niet als zodanig uit de onderzoeksresultaten opmaken. Het onderzoek laat zien dat 80% van de ondervraagde vsv’ers met iemand gesproken heeft voordat zij tot het besluit kwamen de opleiding te verlaten. Na de ouders, wordt het meest gesproken met de school of instelling (48% van de ondervraagden). Ik ben van mening dat dit percentage omhoog moet. Begeleiding van jongeren gedurende hun studie, van intake tot uitgeleide, kan en moet nog beter. Jongeren moeten met een mentor, leraar of studiebegeleider spreken over twijfels of het voornemen om te stoppen. Zodat ze geholpen kunnen worden bij het zoeken van hulp of een andere opleiding.
    Signalering en begeleiding van jongeren vindt zowel op school als door de gemeente plaats. Schoolverzuim is in veel gevallen een voorbode van uitval. Een sluitende verzuimregistratie is essentieel in het tijdig signaleren van problemen. Scholen zijn verplicht om ongeoorloofd schoolverzuim via het Digitaal Verzuimloket te melden aan de woongemeente van de leerling. Ook op het moment dat een jongere zonder startkwalificatie stopt met de opleiding, gaat vanuit de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) een melding naar de woongemeente van de leerling. De leerplichtambtenaar (voor jongeren onder de 18 jaar) of Regionale Meld en Coördinatie-functionaris (RMC, voor jongeren van 18–23 jaar) gaat, samen met school en ouders, met de jongere in gesprek. De begeleiding is er op gericht om hem of haar zo snel mogelijk weer terug naar school te krijgen. Waar nodig wordt passende hulp ingeschakeld of naar alternatieven gezocht (zoals een werkleercombinatie of doorgeleiding naar het UWV).

  • Vraag 3
    Hoe beoordeelt u de conclusie van het ROA dat veel van deze voortijdig schoolverlaters aangeeft het gevoel te hebben dat niemand geprobeerd heeft ze te helpen, voor of na het beëindigen van de opleiding?

    Het onderzoek laat zien dat van de ondervraagde vsv’ers iets meer dan de helft (53%) het gevoel heeft dat iemand geprobeerd heeft te helpen om de uitval te voorkomen. Iets minder dan de helft heeft dus het gevoel geen hulp te hebben gehad, dat vind ik zorgelijk. Daarom is het aanpakken van de schoolgerelateerde oorzaken van uitval (waaronder de begeleiding op school) een van de aandachtspunten van mijn beleid.
    Tegelijkertijd wil ik benadrukken dat deze resultaten niet betekenen dat instellingen geen poging tot een gesprek hebben ondernomen. Veel jongeren geven aan, als ze het besluit eenmaal hebben genomen, geen prijs te stellen op een gesprek met de school, RMC of Leerplicht.

  • Vraag 4
    Deelt u de mening dat het opmerkelijk is dat dezelfde conclusie een jaar eerder ook door het ROA getrokken werd, na het onderzoek dat in de zomer van 2012 gepubliceerd werd?2 Zo ja, deelt u dan de opvatting dat dit een extra inspanning vraagt met betrekking tot de opzet van persoonlijke begeleiding en advisering van leerlingen die dreigen uit te vallen of die uitgevallen zijn? Zo nee, waarom niet?

    Het onderzoek dat in 2012 uitkwam, betrof vsv’ers uit schooljaar 2009–2010. Het onderzoek dat recent is gepubliceerd, betreft vsv’ers uit schooljaar 2010–2011. Het resultaat van de inspanningen die na het onderzoek uit 2012 zijn verricht om de begeleiding op school te verbeteren, zijn pas terug te zien in de resultaten van vsv’ers vanaf schooljaar 2012–2013. In dat licht vind ik het niet opmerkelijk dat het ROA in het recente rapport vergelijkbare conclusies trekt als het jaar ervoor.
    Zoals ik bij het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, vind ik dat de persoonlijke begeleiding van jongeren beter moet, vanaf de intake tot en met de begeleiding bij het maken van een vervolgkeuze. Momenteel vinden in het kader van het School Ex-programma4 exit-begeleidingsgesprekken plaats bij alle mbo-instellingen. Zij moeten in 2014 aangeven hoe zij deze gesprekken in hun reguliere processen gaan opnemen.

  • Vraag 5
    Bent u bereid om naar aanleiding van de conclusies van het ROA te bezien waar het huidige beleid met betrekking tot voortijdig schoolverlaten aangescherpt dient te worden om uitval van leerlingen verder terug te dringen? Zo ja, op welke terreinen ziet u mogelijkheden om dit te bereiken?

    In de vsv-brief van februari 2013 heb ik aangegeven wat de komende jaren de aandachtspunten zijn in mijn beleid om het voortijdig schoolverlaten verder terug te dringen. Een van de punten is dat het noodzakelijk is om de samenwerking tussen betrokken partijen als onderwijs, gemeente, zorg, hulpverlening, UWV, arbeidsmarkt en justitie verder te verbeteren. Ook heb ik aangegeven dat de begeleiding van jongeren beter moet, evenals de organisatie op scholen, inclusief de processen rondom verzuim. Dit beleid zet ik onverminderd voort: ik blijf scholen en instellingen op deze punten aanspreken.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2013Z14893
Volledige titel: Onderzoek onder voortijdig schoolverlaters m.b.t. preventie en begeleiding van deze groep
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20122013-2968
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Jadnanansing over onderzoek onder voortijdig schoolverlaters m.b.t. preventie en begeleiding van deze groep