Kamervraag 2013Z13772

De invloed van de EU op strafrechtelijke regelgeving

Ingediend 1 juli 2013
Beantwoord 15 juli 2013 (na 14 dagen)
Indiener Lilian Helder (PVV)
Beantwoord door Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD)
Onderwerpen europese zaken internationaal recht strafrecht
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z13772.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-2824.html
  • Vraag 1
    Is door uw ministerie ooit onderzoek gedaan naar de invloed van de Europese Unie (EU) op de strafrechtelijke regelgeving? Zo nee, waarom niet?

    Er is vanwege mijn ministerie geen onderzoek als door vragenstelster bedoeld gedaan. Mij is niet gebleken van een behoefte daartoe. De reden daarvoor is, dat voorstellen waarin bepalingen die strekken tot harmonisatie van het straf(proces)recht pas sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Maastricht in 1993 voorkomen. Het aantal tot stand gebrachte kaderbesluiten en richtlijnen van die strekking is relatief beperkt in aantal. Bovendien zijn deze genoegzaam bekend bij parlement en regering, doordat ze telkens voorwerp van ten minste een BNC-fiche zijn geweest en stelselmatig, in het kader van de voorbereiding van de JBZ-raden, voorwerp van overleg tussen parlement en regering zijn (geweest).

  • Vraag 2
    Deelt u de mening dat het uw taak is om wetgeving uit Europa te toetsen aan het subsidiariteitsbeginsel? Zo nee, waarom niet?

    De Nederlandse regering voert een subsidiariteitstoets uit bij elk wetgevingsvoorstel en legt de uitkomst daarvan vast in zogeheten BNC-fiches, die vervolgens worden toegezonden aan de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal. Voor de goede orde wijs ik er op, dat deze toetsing niet is voorbehouden aan de regering. Zoals uit protocol 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid bij het Verdrag van Lissabon blijkt, is de inachtneming van dat beginsel opgedragen aan alle instellingen van de EU (artikel 1). Nog belangrijker acht ik de artikelen 4 en 6 van dat protocol die uitdrukkelijk voorzien in een rol van de nationale parlementen, op grond waarvan zij niet alleen elk wetgevingsvoorstel rechtstreeks van de Commissie ontvangen maar ook hun oordeel over de subsidiariteit kenbaar kunnen maken aan de Commissie.

  • Vraag 3
    Deelt u de mening dat het onzinnig is regelgeving te implementeren die inhoudelijk en procedureel niets verandert aan bestaande Nederlandse regelgeving? Zo nee, waarom niet?

    Indien er Europese regelgeving tot stand wordt gebracht die inhoudelijk of procedureel niets verandert aan bestaande Nederlandse wetgeving, zal er in Nederland logischerwijze geen aanvullende implementatiewetgeving nodig zijn. In zulk een geval wordt door Nederland volstaan met de notificatie van de implementatie aan de Commissie, waarbij in de verplichte transponeringstabel de reeds bestaande wetsbepalingen worden vermeld, die ten gevolge van de nieuwe richtlijn voortaan tevens strekken tot implementatie van de daarin opgenomen regeling.

  • Vraag 4
    Kunt u aangeven hoe groot de invloed vanuit de EU op strafrechtelijke regelgeving is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dat in procenten uitdrukken?

    Zie antwoord vraag 1.

  • Vraag 5
    Bent u tegen de vorming van een Europees Openbaar Ministerie dat meer doet dan alleen het opsporen van EU-fraude? Zo nee, waarom niet?

    In mijn brief aan uw Kamer van 8 november 2011 over de strafrechtelijke samenwerking in de EU en tijdens het algemeen overleg van 16 november 2011 over onder meer deze brief ben ik ingegaan op de mogelijke oprichting van een Europees OM. Zoals daaruit blijkt is Nederland hier kritisch over en bestaan er ook bij andere lidstaten twijfels over de noodzaak en wenselijkheid hiervan. Dit standpunt heb ik sedertdien bij verschillende gelegenheden bevestigd, laatstelijk bij het algemeen overleg met uw Kamer op 5 juni 2013 ter voorbereiding van de JBZ-Raad op 6 en 7 juni jongstleden. Nederland zal zich actief blijven opstellen in deze discussie, en ik heb in mijn voornoemde brief uiteengezet wat daarbij onze speerpunten zijn.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2013Z13772
Volledige titel: De invloed van de EU op strafrechtelijke regelgeving
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20122013-2824
Volledige titel: Antwoord vragen Helder over de invloed van de EU op strafrechtelijke regelgeving