Ingediend | 18 juni 2013 |
---|---|
Beantwoord | 24 oktober 2013 (na 128 dagen) |
Indieners | Jesse Klaver (GL), Bram van Ojik (GL) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
Onderwerpen | financiën organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z12442.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-304.html |
Ja.
Vooropgesteld moet worden dat op basis van het artikel uit de Volkskrant niet is vast te stellen of alle rechtspersonen die volgens het Volkskrantonderzoek hun jaarrekening niet tijdig zouden hebben gepubliceerd, ook daadwerkelijk die verplichting hebben. Het moeten rechtspersonen zijn die onder het Nederlandse recht vallen en dientengevolge op basis van het Burgerlijk Wetboek deponeringsplichtig zijn (en ook niet onder enige uitzondering of vrijstelling vallen).
Voor deze vraag geldt hetzelfde als hierboven in het antwoord op vraag 2 is opgemerkt. Het is bijvoorbeeld niet duidelijk of het gaat om de jaarrekening van ondernemingen die zijn opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van een andere rechtspersoon. Het is dus niet op voorhand zeker dat alle 397 ondernemingen in overtreding zijn.
Bekend is dat een deel van deponeringsplichtige rechtspersonen de jaarstukken niet of niet tijdig openbaar maakt. Het betreft de verplichting om uiterlijk dertien maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening openbaar te maken via het handelsregister bij de Kamer van Koophandel.
Zie antwoord vraag 4.
De naleving van de inlevering van jaarrekeningen is thans reeds met verschillende waarborgen omgeven. De Kamer van Koophandel monitort de naleving van de plicht tot deponering van de jaarrekening. Indien de rechtspersoon niet op tijd deponeert, wordt zij door de Kamer van Koophandel gerappelleerd. Aan het einde van het jaar waarin de Kamer van Koophandel heeft gerappelleerd ligt het percentage van deponeringen rond de 90%. Ongeveer 5% van de rechtspersonen (ca. 35.000) heeft een achterstand in het deponeren van drie jaren of meer. Nederland loopt daarmee Europees gezien in de pas.
De Kamer van Koophandel heeft geen handhavende bevoegdheid. De regels voor het opstellen en publiceren van de jaarrekening zijn voorgeschreven uit het oogpunt van transparantie en bescherming van belanghebbenden, zoals aandeelhouders, investeerders, banken en leveranciers. In het algemeen is het aan deze belanghebbenden, en in het bijzonder de aandeelhouders en leden van de desbetreffende rechtspersonen, om te oordelen over het niet c.q. te laat publiceren en de rechtspersoon hierop aan te spreken. Daartoe kan iedere belanghebbende nakoming van de publicatieplicht vorderen (art. 2:394 lid 7 BW).
Daarnaast is het niet tijdig deponeren van de jaarrekening een economisch delict, dat kan worden bestraft met een geldboete van ten hoogste € 19.500 (art. 1 onder 4° WED jo. art. 2:394 lid 3 BW). Wanneer er sprake is van faillissement en het bestuur heeft niet voldaan aan zijn verplichting om de jaarrekening openbaar te maken (art. 2:394 BW), heeft het zijn taak onbehoorlijk vervuld en wordt vermoed dat onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Dit rechtsvermoeden van onbehoorlijk bestuur heeft tot gevolg dat de bestuurders hoofdelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de schulden van de rechtspersoon die niet uit de boedel kunnen worden voldaan (artikelen 2:50a, 138, 149, 248, 259 en 300a BW). Verder kan de jaarrekening een rol spelen bij het voorkomen en bestrijden van misbruik van rechtspersonen. Op basis van de Wet controle op rechtspersonen kan het niet deponeren van de jaarrekening worden betrokken bij het doorlopende toezicht op rechtspersonen.
Voor beursvennootschappen geldt sinds 1 januari 2009 een publiekrechtelijk handhavingsregime waar het de openbaarmaking en deponering van jaarstukken betreft. Op grond van de Wet op het financieel toezicht dienen de jaarstukken van beursvennootschappen binnen vier maanden na afloop van het boekjaar openbaar te worden gemaakt en bij de AFM te worden gedeponeerd. De AFM houdt toezicht op de naleving van deze verplichting.
Als sluitstuk geldt de mogelijkheid van strafrechtelijke handhaving. De buitengewoon opsporingsambtenaren van het Bureau Economische Handhaving van de Belastingdienst zijn aangewezen voor de opsporing van het economische delict van het niet deponeren van de jaarrekening. Het Bureau Economische Handhaving maakt jaarlijks tegen circa 1.500 verzuimende rechtspersonen proces-verbaal op. De vervolgingscapaciteit van het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie is daarop afgestemd.
De verplichting tot het deponeren van de jaarrekening rust op de rechtspersoon. Daarom treedt het OM in de eerste plaats op tegen rechtspersonen die niet op de voorgeschreven wijze hun jaarrekeningen deponeren. In het geval er sprake is van een structurele of principiële weigering van het indienen van de jaarstukken door een rechtspersoon, dan kan besloten worden ook de bestuurder van de rechtspersoon te vervolgen (art. 51 Wetboek van Strafrecht).
De instrumenten die beschikbaar zijn voor het tijdig indienen van de jaarrekening (zie antwoord op vraag2 acht ik voldoende om tegen niet indieners op te treden. Ik zie dan ook geen aanleiding de sancties aan te scherpen.
Deze aanbeveling is – voor zover ons bekend – niet door de OESO gedaan. Wel heeft de OESO begin dit jaar een landenrapport over Nederland uitgebracht waarbij is gekeken naar de Nederlandse bestrijding van steekpenningen aan buitenlandse ambtenaren. Het gaat dus om corruptiebestrijding. De kritiek daarbij is met name dat Nederland in de strafrechtelijke sfeer deze specifieke vorm van corruptie niet hard genoeg aanpakt. De OESO-werkgroep over omkoping wil opsporing en vervolging van deze vorm van corruptie in een aantal gevallen in het bijzonder monitoren, met name ook waar zogenoemde brievenbusmaatschappijen bij zijn betrokken. In de aanbiedingsbrief van de Ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Veiligheid en Justitie bij dit rapport aan uw Kamer3en in antwoord op vragen van de leden Gesthuizen en Merkies is uitgebreid beschreven in welke context de aanbevelingen in dit rapport moeten worden gezien en op welke wijze het kabinet met de uitkomsten zal omgaan.4 Opgemerkt is dat de Nederlandse wetgeving betreffende strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen en rechtsmacht voor in het buitenland gepleegde feiten in principe geen belemmeringen vormt om Nederlandse rechtspersonen te vervolgen voor strafbare gedragingen in het buitenland, ook als het gaat om zogeheten brievenbusmaatschappijen. Voor nadere details verwijs ik naar de aanbiedingsbrief en antwoorden op de Kamervragen van genoemde leden.
Het belang van transparantie in het handelsverkeer wordt op dit moment geborgd door de openbare informatie over vennootschappen en onderneming die in het Handelsregister raadpleegbaar zijn. Ook geldt dat op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme aangewezen instellingen, zoals banken of notarissen, een cliëntenonderzoek verrichten met het doel om de cliënt te identificeren en diens identiteit vast te stellen of de uiteindelijk belanghebbende van de cliënt te identificeren. Indien de cliënt een rechtspersoon is, verwerven de instellingen inzicht in de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van de cliënt.
In antwoord op een initiatiefvoorstel van de leden Groot en Recourt van uw Kamer is door het kabinet besloten tot de instelling van een centraal aandeelhoudersregister. Het centraal aandeelhoudersregister zal informatie bevatten over de aandeelhouders van BV’s en niet-beursgenoteerde NV’s. Het register zal toegankelijk zijn voor aangewezen (publieke) diensten in het kader van controle, toezicht en opsporingstaken en biedt aldus toegevoegde waarde bij de bestrijding van financieel- economische fraude, bijvoorbeeld fiscale of faillissementsfraude of andere vormen van misbruik van rechtspersonen.