Ingediend | 29 mei 2013 |
---|---|
Beantwoord | 13 juni 2013 (na 15 dagen) |
Indieners | Roelof van Laar (PvdA), Agnes Wolbert (PvdA) |
Beantwoord door | Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
Onderwerpen | jongeren zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z10656.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-2622.html |
Ja.
Gehoorschade als gevolg van hard geluid is een maatschappelijk probleem. De belangrijkste bronnen van geluidsbelasting bij jongeren die kunnen leiden tot gehoorschade zijn langdurig luisteren naar te harde muziek via persoonlijke muziekdragers en veelvuldig bezoek aan uitgaansgelegenheden, evenementen en festivals. Dat hierdoor permanente gehoorschade kan worden opgelopen, is extra schrijnend in de wetenschap dat het overgrote deel van deze gehoorschade bij jongeren voorkomen had kunnen worden. Over het aantal jongeren dat gehoorschade door te harde muziek heeft opgelopen zijn geen recente cijfers bekend. Ik heb het RIVM gevraagd om hier onderzoek naar te doen, zodat we over recente cijfers kunnen beschikken. Ik verwacht de uitkomst van dit onderzoek in het najaar. Zoals ik tijdens het Algemeen Overleg preventie van 30 mei jl. heb toegezegd, zal ik dit onderzoek aan de Tweede Kamer sturen.
Ik ben van mening dat actie op het gebied van het tegengaan van gehoorschade door harde muziek bij jongeren nodig is. Ik zal dit thema in het Nationaal Programma Preventie opnemen, zodat het in samenhang met andere leefstijlgerelateerde thema’s opgepakt kan worden. Daarnaast zal ik in het najaar met de betrokken partijen om de tafel gaan zitten om gezamenlijk een aanpak voor het probleem af te spreken in de vorm van een convenant.
Tijdens het gesprek met de betrokken partijen over de gezamenlijke aanpak van gehoorschade door te harde muziek in het najaar zullen we ook spreken over een verantwoorde geluidslimiet. Deze geluidslimiet kan dan in de convenantafspraken worden opgenomen. Daarnaast is er de optie van het wettelijk vastleggen van een geluidslimiet. Maar ik wil nog niet vooruitlopen op de vraag of een maximale geluidslimiet via wetgeving vastgelegd zou moeten worden. Ik wil eerst het overleg met de betrokken partijen in het najaar en de werking van het convenant tussen mij en de muzieksector afwachten en op basis van de uitkomsten daarvan de wenselijkheid en mogelijkheid van een wettelijk vastgelegde maximale geluidslimiet beoordelen.
Een decibelmeter is een handig instrument om inzichtelijk te maken wat het geluidsniveau is. Bezoekers van gelegenheden kunnen dan real-time bekijken hoe hard de muziek staat. Maar alleen een decibelmeter ophangen zal naar mijn mening weinig opleveren. Er is met het keurmerk Oorveilig van de Nationale Hoorstichting in zeven clubs ervaring opgedaan met het ophangen van een decibelmeter, maar het blijkt dat die maatregel alléén geen effect op het gedrag van de bezoekers heeft. Het is dus niet zo dat bezoekers weggaan of oordoppen indoen als ze op de decibelmeter zien dat het geluidsniveau boven de 103 decibel uitkomt. Voor de aanpak van gehoorschade door te harde muziek in uitgaansgelegenheden en bij evenementen en festivals is een integrale aanpak nodig waarbij ook voorlichting en informatieverstrekking belangrijk zijn.
Uit de evaluatie van de Nationale Hoorstichting van het keurmerk Oorveilig blijkt dat er bij vrijwel alle deelnemende clubs sprake was van een groot aantal overschrijdingen van de afgesproken maximale geluidsnorm van 103 decibel. De werking van het Convenant Geluidsbeleid Muzieklocaties kon niet adequaat worden geëvalueerd, omdat geen monitoring en/of rapportage van de geluidsniveaus plaats heeft gevonden. Op basis van de uitkomsten van deze evaluatie en andere recente onderzoeken van de Nationale Hoorstichting heb ik besloten om in het najaar van dit jaar met de betrokken partijen om tafel te gaan zitten om een convenant met de muzieksector te tekenen. Daarnaast zal de preventie van gehoorschade door te harde muziek bij jongeren een plek krijgen in het Nationaal Programma Preventie.
Nee, daarvoor was de termijn van één dag te kort.