Ingediend | 28 mei 2013 |
---|---|
Beantwoord | 26 juni 2013 (na 29 dagen) |
Indiener | Selçuk Öztürk (PvdA) |
Beantwoord door | Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
Onderwerpen | economie ondernemen |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z10476.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-2695.html |
Ja.
Ja. Ik wil daar echter wel de volgende kanttekeningen bij maken. Uit de financieringsmonitor die ik u heden stuurde blijkt dat slechts 4% van het kleinbedrijf met een financieringsbehoefte geen financiering aanvroeg omdat men verwachtte die niet te kunnen krijgen. In zijn algemeenheid zou ik gezonde bedrijven met een financieringsbehoefte die twijfelen over hun kans op succes zeker willen aanraden die financieringsaanvraag toch te doen, maar wel grondig voorbereid.
Banken zullen ook aanvragen tussen de 50.000 en de 250.000 euro serieus bekijken. Bedrijven zullen zich wel moeten realiseren dat gezien de economische situatie veel ondernemingsplannen op dit moment veel moeilijker te realiseren zijn. Een financier, ook een bank, zal overtuigd moeten zijn dat het plan levensvatbaar is en het krediet kan worden terugbetaald. Een goede voorbereiding is daarom essentieel. Bij die voorbereiding hoort ook een oriëntatie of bancaire financiering de juiste manier is om de financieringsbehoefte in te vullen. Is sprake van grote risico’s, dan moet een bedrijf veel meer op zoek gaan naar eigen vermogen.
Hier is sprake van een dilemma. Maatschappelijk en politiek is ook de breed gedragen opinie dat banken niet te grote risico’s mogen nemen. Daar is inmiddels ook uitgebreide regelgeving voor gereed of in voorbereiding. De stakeholders van banken zoals spaarders, de kapitaalmarkt, aandeelhouders en overheden eisen van banken ook dat zij minder risico’s nemen. Veel op de Nederlandse markt gerichte bedrijven hebben het moeilijk gezien de conjuncturele ontwikkelingen en financiering van deze bedrijven brengt reële risico’s op verliezen met zich mee. Ik probeer dat dilemma voor een deel op te lossen met garantieregelingen zoals vooral de borgstellingsregeling voor het MKB en, in samenwerking met de banken, een vangnet voor kleinere kredieten in de vorm van Qredits. In hun voorbereiding op een financieringsaanvraag kunnen bedrijven die mogelijkheden ook meenemen.
Ik ben in het antwoord op de vorige vraag al ingegaan op het dilemma voor banken om enerzijds te willen financieren, maar anderzijds niet onverantwoorde risico’s te mogen nemen. Daarom vind ik de aanduiding hardleers niet op zijn plaats.
De contacten met banken zijn intensief maar ook in een nieuw overleg zal de bedrijfseconomische werkelijkheid niet veranderd kunnen worden.
In de bijeenkomst tussen institutionele beleggers en een kabinetsdelegatie is besloten dat de komende maanden in kaart gebracht zal worden welke mogelijkheden er zijn voor institutionele beleggers om in het Nederlandse MKB te investeren. Een werkgroep onder leiding van Delta Lloyd CEO Hoek voert deze verkenning uit.
Voor het MKB, dat veel meer dan het grootbedrijf voor de binnenlandse markt werkt, is de sterk teruggelopen vraag naar hun producten en diensten uiteraard een ernstig probleem. Daardoor worden de omzetten en winstgevendheid sterk negatief beïnvloed, hetgeen dus tot aanmerkelijk hogere bedrijfsrisico’s leidt. De hogere risicoperceptie is dus inderdaad reëel. Dat de hogere kosten van de vermogenspositie kunnen leiden tot een aanscherping van de kredietvoorwaarden is evenzeer plausibel. Overigens noemen de banken de hogere kosten van de vermogenspositie ook als reden voor het aanscherpen van de kredietvoorwaarden bij leningen aan grote bedrijven3. Banken noemen deze reden wel minder vaak4, dit kan op twee mogelijke manieren verklaard worden. Ten eerste hebben veel minder banken de kredietvoorwaarden voor het grootbedrijf aangescherpt dan voor het MKB. Ten tweede hebben leningen aan grote bedrijven gemiddeld genomen een lager risicogewicht.
De omvang van de kredietverlening aan het MKB wordt door experts op ca 1/3 van de totale markt voor bedrijfsfinanciering (ca € 350 mrd aan uitstaande leningen) geschat, dus zeker niet te verwaarlozen.
Op grond van Bazel III moeten banken hun kapitaalratio verhogen. Deze gewogen kapitaalratio wordt berekend op basis van het risicogewicht van leningen. Het risicogewicht voor MKB-leningen in CRD IV (de Europese omzetting van Bazel III) is verlaagd ten opzichte van andere leningen met een vergelijkbaar kredietrisico. Het is echter wel zo dat ook na deze verlaging MKB leningen gemiddeld genomen risicovoller zijn dan leningen aan het grootbedrijf, hetgeen zich vertaalt zich in een hoger risicogewicht. Een MKB-lening zal dus gemiddeld genomen zwaarder meetellen in de berekening van de kapitaalratio van een bank. Dit is altijd zo geweest, hoewel CRD IV dus wel een versoepeling op dit punt bevat.
Indien kredietverlening aan een bepaalde doelgroep zoals kleine bedrijven niet meer rendabel zou zijn, dan is deze niet duurzaam en zal deze dus op termijn verdwijnen. Wel zijn er verschillende instrumenten om in de kern gezonde ondernemers te ondersteunen bij het verkrijgen van financiering. U kunt hierbij denken aan garantieregelen zoals de borgstelling MKB, de garantie ondernemersfinanciering of aan het innovatiefonds MKB.
De samenleving heeft een gedeeld belang bij een goed functionerend bankbedrijf. De crisis heeft geleerd dat banken een grote stabiliteit en continuïteit moeten kennen. Het is dan ook van groot maatschappelijk belang dat banken hun kapitaalratio verhogen. Daarnaast is het van groot maatschappelijk belang dat bedrijven met een kwalitatief goede financieringsaanvraag deze financiering ook kunnen krijgen. De contacten met de banken gaan nadrukkelijk over het functioneren van banken gegeven dit tweeledige maatschappelijke belang. Daar waar nodig ondersteun ik de kredietverlening door middel van verschillende initiatieven, waaronder verscheidene garantieregelingen.