Kamervraag 2013Z08175

Het bericht “Signaal onderwijsminister onjuist”

Ingediend 22 april 2013
Beantwoord 17 mei 2013 (na 25 dagen)
Indieners Michel Rog (CDA), Jaco Geurts (CDA)
Beantwoord door Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA)
Onderwerpen beroepsonderwijs onderwijs en wetenschap
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z08175.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-2298.html
1. Barneveldse Krant, 17 april 2013
  • Vraag 1
    Heeft u kennisgenomen van het bericht «Signaal onderwijsminister onjuist»?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Hoe beoordeelt u de stelling van de directeur van het Groenhorst, dat de gegevens over baanzekerheid die u verstrekt heeft over de studie dierverzorging, niet kloppen?

    In de brief «Macrodoelmatigheid mbo» (Kamerstukken II, vergaderjaar 2012–2013, 31 254, nr. 166) heb ik mij gebaseerd op de publicatie Arbeidsmarktrelevantie grote mbo-opleidingen(2013) van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA). Het ROA laat zien dat van de gediplomeerde schoolverlaters van de opleiding vakbekwaam medewerker dierverzorging (crebo2 11025) anderhalf jaar na diplomering 22% werkloos is. In de onderzoeksperiode was op jaarbasis gemiddeld genomen sprake van 454 gediplomeerden. Het onderzoek van het ROA is gebaseerd op een enquête.3
    Overweging om in de brief «Macrodoelmatigheid mbo» de gegevens van het ROA te gebruiken is dat het ROA de werkloosheid van gediplomeerden voor individuele opleidingen (hier op het niveau van crebo) bepaalt over een langere periode en daarbij uitgaat van de positie op de arbeidsmarkt anderhalf jaar na diplomering. Door een gemiddelde werkloosheid over een langere periode te berekenen wordt rekening gehouden met conjuncturele effecten.
    De door mij gebruikte gegevens van het ROA staan als volgt in relatie tot de gegevens die in het artikel van de Barneveldse Krant worden genoemd:
    Om aan bezwaren van de huidige pilot van het CBS tegemoet te komen, heb ik het CBS begin dit jaar gevraagd om:
    (1) de positie op de arbeidsmarkt in september één jaar na diplomering vast te stellen (en niet alleen per september in het jaar van diplomering zelf);
    (2) de positie op de arbeidsmarkt vast te stellen voor een meerjarige periode, te beginnen met driejaarlijks gemiddelde (en niet alleen gegevens op jaarbasis).
    Deze gegevens op landelijk niveau zal het CBS in september van dit jaar publiceren. Daarmee ontstaat een zo goed mogelijk feitelijk beeld van de positie van gediplomeerden op de arbeidsmarkt.
    Ook op het niveau van individuele instellingen kan het CBS over een meerjarige periode de positie op de arbeidsmarkt een jaar na diplomering vaststellen. Hiervoor is op basis van de huidige CBS-wet een aanvullende machtiging van individuele instellingen nodig. De huidige machtiging, die door alle instellingen vorig jaar is ondertekend, maakt namelijk alleen het vaststellen van de positie op de arbeidsmarkt direct na diplomering mogelijk. Ik heb dit onder de aandacht van de AOC Raad gebracht.

  • Vraag 3
    Op welke gegevens was uw informatie gebaseerd, toen u aangaf dat de opleiding tot vakbekwaam medewerker dierverzorging zich meerjarig door een hoge werkloosheid kenmerkt?

    Zie antwoord vraag 2.

  • Vraag 4
    Hoe staat dat in relatie tot de gegevens van de DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs) en het CBS waar in het artikel over gesproken wordt?

    Zie antwoord vraag 2.

  • Vraag 5
    Bent u het eens met de directeur van Groenhorst, en de AOC-raad, dat de gegevens die u aan de Kamer gezonden heeft, een verkeerd beeld geven van de mogelijkheden na de betreffende studie?

    Nee, ik ben dat niet met hem eens. Ik heb gewezen op het feit dat op basis van onderzoek van het ROA in de periode 2006–2011 het aantal gediplomeerden groter is geweest dan de vraag van de arbeidsmarkt. De gegevens van het ROA zijn wat mij betreft reden voor een kritische blik op het totale aantal opleidingsplaatsen in Nederland, maar zijn in isolement onvoldoende om een uitspraak te doen over de mogelijkheden na de afronding van de opleiding, vooral op het niveau van een individuele instelling. Daarvoor zijn ook arbeidsmarktgegevens per instelling en voorspellingen over de toekomstige vraag nodig. Ook wordt idealiter de arbeidsmarktpositie van opleidingen die gerelateerd zijn aan de opleiding van vakbekwaam medewerker dierverzorging (zie voetnoot 2) in de afweging betrokken.

  • Vraag 6
    Bent u bereid dit papegaaiengedrag te herstellen en een hernieuwde waardering voor de internationaal goed aangeschreven studie uit te geven?

    Mijn uitlatingen beschouw ik niet als «papegaaiengedrag» en een hernieuwde waardering is wat mij betreft dan ook niet aan de orde. Ik heb geen uitspraak willen doen over de kwaliteit van de opleiding, maar alleen gewezen op het aantal opleidingsplaatsen in relatie tot de vraag van de arbeidsmarkt. Wel constateer ik dat door het benoemen van de opleiding vakbekwaam medewerker dierverzorging in de brief «Macrodoelmatigheid mbo» de aandacht eenzijdig naar deze opleiding is gegaan, terwijl het onderzoek van ROA laat zien dat ook andere opleidingen een hogere gemiddelde werkloosheid kennen.6 Het onderzoek van ROA is gebaseerd op een enquête; ik kijk daarom graag vooruit naar het CBS dat de feitelijke arbeidsmarktpositie van gediplomeerden van opleidingen, waaronder die voor dierverzorging, ook in relatie tot andere opleidingen, met onbetwistbare gegevens in kaart brengt. De aanpak zoals geschetst in de brief «Macrodoelmatigheid mbo«, voorziet erin dat deze en andere gegevens over de arbeidsmarkt beschikbaar komen en zijn daarmee van belang voor naleving van de zorgplicht arbeidsmarktperspectief.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2013Z08175
Volledige titel: Het bericht “Signaal onderwijsminister onjuist”
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20122013-2298
Volledige titel: Antwoord op vragen van de leden Rog en Geurts over het bericht “Signaal onderwijsminister onjuist”