Ingediend | 2 april 2013 |
---|---|
Beantwoord | 3 mei 2013 (na 31 dagen) |
Indiener | Mohammed Mohandis (PvdA) |
Beantwoord door | Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
Onderwerpen | hoger onderwijs onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z06478.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-2130.html |
Ja.
Ik betreur dat aan een van onze universiteiten bestuurlijke onrust is ontstaan. Inhoudelijk heb ik geen oordeel over een eventuele vertrouwensbreuk. Ik begrijp dat het gaat om een draagvlakprobleem binnen de VU, vooral tussen het College van Bestuur en het College van Decanen.
Eind maart ben ik geïnformeerd via mijn ambtenaren, die door de voorzitter van het College van Bestuur op de hoogte waren gebracht; op woensdag 3 april ben ik persoonlijk geïnformeerd door de voorzitter van het College van Bestuur.
De Inspectie van het Onderwijs heeft naar aanleiding van de berichtgeving in de NRC inmiddels gesprekken gevoerd met VU-bestuurders. Ik laat mij door de IvhO informeren over verdere ontwikkelingen, mede op basis van nadere informatie die door haar bij de VU wordt ingewonnen.
Met het nieuwe accreditatiestelsel is de instellingstoets kwaliteitszorg geïntroduceerd. Doel van de instellingstoets kwaliteitszorg is om vast te stellen of de instelling haar interne kwaliteitsborging op orde heeft en er een goede kwaliteitscultuur bestaat. Na een positieve instellingstoets komt de accreditatie van alle opleidingen van de instelling in het beperkte regime. De NVAO stelt een commissie van deskundigen in, die adviseert over de aanvraag van een instelling om de instellingstoets kwaliteitszorg uit te voeren.
Ter voorbereiding op de instellingstoets kwaliteitszorg, waarbij een NVAO-commissie de interne kwaliteitszorg van de instelling beoordeelt, staat het de instelling vrij om een eigen intern proces te organiseren. De VU heeft ter voorbereiding op de instellingstoets door de NVAO, een proefaudit laten uitvoeren. Ik heb begrepen dat in die proefaudit is geconstateerd dat de onderwijsvisie «onvoldoende concreet» is. Het is niet aan mij daarover nu een oordeel te geven; wel wijs ik er op dat een proefaudit juridisch en qua procedure losstaat van het beoordelingsproces voor de instellingstoets kwaliteitszorg en kan de instelling helpen om verbeterpunten te signaleren, zodat zij hiermee haar voordeel kan doen ter voorbereiding op de beoordeling t.b.v. de «echte» instellingstoets kwaliteitszorg.
De voorgenomen samenvoeging van de bètafaculteiten van de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit is een zaak van beide instellingen; zie ook mijn antwoorden d.d. 13 maart jl. op de vragen van het lid Jasper van Dijk van uw Kamer over een nieuwe bètafaculteit van de Universiteit van Amsterdam en Vrije Universiteit. Het komt mij voor dat alle betrokkenen ervan doordrongen zijn, dat de voortzetting van dit project gebaat is bij bestuurlijke rust en duidelijkheid – in positieve zin – over de onderwijskwaliteit.