Ingediend | 2 april 2013 |
---|---|
Beantwoord | 24 april 2013 (na 22 dagen) |
Indiener | Marianne Thieme (PvdD) |
Beantwoord door | Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
Onderwerpen | bestuur koninklijk huis |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z06471.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-2048.html |
Ja.
Op 1 januari 2009 trad de Wet van 20 november 2008, houdende technische aanpassing en actualisering van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis, in werking nadat het wetsvoorstel in beide Kamers der Staten-Generaal met algemene stemmen was aangenomen.
Deze wet bevat in artikel I onder a een regeling van de grondwettelijke uitkering voor de afgetreden Koning. De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel gaat in op de achtergronden hiervan (Kamerstukken II 2007/8, 31 505, nr. 3, p. 2, 5–6). Tijdens de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel heeft de minister-president toegelicht dat leden van de koninklijke familie belastingplichtig zijn en dat de Grondwet een beperkt aantal leden van het koninklijk huis hiervan ten dele vrijstelt voor enkele afgebakende onderwerpen die de Grondwet aanduidt en mede door de wetgever nader zijn uitgewerkt (Handelingen II 2007/8, 7412–7413). Artikel 3 van de wet staat, evenals de herziene inrichting van hoofdstuk I van de rijksbegroting, in het teken van een verruimde transparantie met betrekking tot de kosten en uitgaven die samenhangen met het koningschap (Kamerstukken II 2007/8, 31 505, nr. 3, p. 7). Leden van de PvdD-fractie in de Eerste Kamer toonden zich hierover verheugd (Kamerstukken I 2008/9, 31 505, B, p. 2). Bij de behandeling van het wetsvoorstel is toegelicht dat een vergelijking met andere Europese monarchiën niet goed mogelijk is (Kamerstukken II 2007/8, 31 505, nr. 7, p. 2–3, Handelingen II 2007/8, 7410).
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.