Kamervraag 2013Z06245

Het niet vernietigen van een bouwvergunning voor een geitenstal in Landerd (NB)

Ingediend 28 maart 2013
Beantwoord 3 mei 2013 (na 36 dagen)
Indieners Manon Fokke (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA), Attje Kuiken (PvdA)
Beantwoord door Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD)
Onderwerpen dieren landbouw
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z06245.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-2314.html
  • Vraag 1
    Waarom bent u niet ingegaan op het verzoek van de provincie Noord-Brabant om de door de gemeente Landerd verleende vergunning voor de bouw van een geitenstal te vernietigen?1

    Op grond van artikel 132, vierde lid, van de Grondwet kan de Kroon een besluit van het gemeentebestuur of het provinciebestuur vernietigen wegens strijd met het recht of strijd met het algemeen belang. Vernietiging is een discretionaire bevoegdheid van de Kroon. Uitgangspunt bij de beoordeling van de vraag of een besluit voor vernietiging in aanmerking komt, is het Beleidskader schorsing en vernietiging (Kamerstukken II 2009/10, 32 389, nr. 5). Steeds dient aan de hand van alle omstandigheden van het geval een zorgvuldige afweging gemaakt te worden van alle bij het besluit betrokken belangen. In deze zaak is het mij duidelijk geworden dat er niet van strijd met het recht of het algemeen belang is gebleken. En als daarvan niet gebleken is, kan het instrument van vernietiging niet worden toegepast.
    Mijn oordeel dat geen sprake was van strijd met het recht is gebaseerd op de volgende overwegingen. Het voorbereidingsbesluit van 11 december 2009 raakte de aanvraag van 11 december 2007 niet, evenmin als de in de Verordening ruimte opgenomen bouwstop (inwerkingtreding met ingang van 1 juni 2010) de bouwvergunning van 27 april 2010. De bouwvergunning moest worden verleend omdat geen van de in artikel 44, eerste lid, van de Woningwet opgesomde weigeringsgronden aan vergunningverlening in de weg stond (ook niet de strijdigheid met het bestemmingsplan vanwege de tevens te verlenen vrijstelling). Bij het verlenen van de vrijstelling heeft het gemeentebestuur een zekere vrijheid, maar die gaat niet zover dat het die vrijstelling had kunnen weigeren vanwege de (niet op de aanvraag van toepassing zijnde) provinciale voorbereidingsbesluiten, die genomen zijn met het oog op de volksgezondheid, en de daaropvolgende wijzigingen van de Verordening ruimte.
    De bouwvergunning is rechtmatig verleend en ook bij de vrijstelling heeft het gemeentebestuur in redelijkheid geen betekenis toegekend aan de voorbereidingsbesluiten van provinciale staten van Noord-Brabant en de daarop volgende wijzigingen van de Verordening ruimte. Dat het gemeentebestuur wellicht ruimte had om ten tijde van besluitvorming – gezien de beide in werking getreden voorbereidingsbesluiten en het van kracht zijn van de Verordening ruimte, fase 1 – alsnog geen vrijstelling te verlenen, levert het niet gebruiken van die door GS gestelde ruimte naar mijn mening nog geen strijd met het recht op.
    Uit het eerder genoemde beleidskader blijkt dat de Kroon zeer terughoudend moet optreden wanneer er geen strijd is met het recht maar er mogelijk alleen strijd is met het algemeen belang. Er mag niet lichtvaardig ingegrepen worden op de constitutioneel verankerde vrijheid van gemeenten om de belangen te dienen die aan hen zijn toevertrouwd. Zo komt ook in het beleidskader aan de orde, dat de betekenis van het criterium «strijd met het algemeen belang» beperkt is. Voor strijd met het algemeen belang in onderhavige zaak moet, gelet op het verzoek van het provinciebestuur, het besluit van het gemeentebestuur worden afgewogen tegen het belang dat het provinciebestuur met de bouwstop wilde dienen. Ik zie wel dat met de verlening van de bouwvergunning de bedoeling van de bouwstop wordt doorkruist. Immers de facto wordt met de vergunningverlening uitbreiding met een extra stal mogelijk gemaakt. Maar dat levert op zich nog geen strijd met het algemeen belang op.

  • Vraag 2
    Bent u van mening dat het in het kader van de volksgezondheid wenselijk is dat de betreffende geitenstal alsnog kan worden gerealiseerd?

    De vraag die mij ter beslissing werd voorgelegd is of de vergunning voor de bouw van een geitenstal in strijd met het recht of het algemeen belang is verleend. Ik ben tot de conclusie gekomen dat er geen strijd is met het recht of het algemeen belang. Dat betekent dat ik het verzoek van GS niet kon honoreren. In mijn brief heb ik expliciet aangegeven dat ik daarmee geen uitspraak over de wenselijkheid van de uitbreiding van de geitenstal heb willen doen.
    Wel deel ik u mee dat op basis van een deskundigenadvies, bij kamerbrief van 14 juli 2011 de Tweede Kamer toegestuurd, eind 2011 het landelijke uitbreidingsverbod voor bedrijven met melkschapen en -geiten is komen te vervallen (zie kamerbrieven van 15 september en 26 oktober 2011). Aan het intrekken van het landelijk uitbreidingsverbod is een zorgvuldig proces met bestuurlijke afstemming op basis van een advies van deskundigen vooraf gegaan.

  • Vraag 3
    Wat is uw mening over de bouwstop voor geitenstallen die de provincie Noord-Brabant heeft ingesteld?

    De provincie heeft, gelet op de specifieke Brabantse situatie, besloten de provinciale bouwstop voor geitenhouderijen vooralsnog niet in te trekken.
    Met mijn beslissing tot afwijzing van het verzoek van GS, doe ik geen uitspraak – in de brief is dat ook expliciet weergegeven – over de wenselijkheid van de uitbreiding van geitenstal en ook niet over de besluitvorming rond de verlenging van de bouwstop. Wel heb ik aangegeven dat ik begrip heb voor de wens van GS om vanuit een voorzorgsprincipe de bouwstop vooralsnog te willen verlengen. Het gaat in de casus over de geitenstal te Landerd niet om de beoordeling van een bouwstop of de verlenging daarvan, maar om de vraag of toepassing van het beleidskader schorsing en vernietiging had moeten leiden tot het doen van een voordracht aan de Kroon tot vernietiging.

  • Mededeling - 16 mei 2013

    Mede namens de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, alsmede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, laat ik u hierbij weten dat de vragen gesteld namens de PvdA (2013Z06245) en de PvdD (2013Z06366) van respectievelijk 28 en 29 maart jl., niet binnen de daartoe gebruikelijke termijn van drie weken beantwoord kunnen worden. De reden is dat verschillende partijen veel vragen over deze kwestie hebben gesteld en dat voor de beantwoording interdepartementale afstemming noodzakelijk is.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2013Z06245
Volledige titel: Het niet vernietigen van een bouwvergunning voor een geitenstal in Landerd (NB)
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20122013-2314
Volledige titel: Antwoord op vragen van de leden Van Dekken, Fokke en Kuiken over het niet vernietigen van een bouwvergunning voor een geitenstal in Landerd (Noord-Brabant)