Ingediend | 26 maart 2013 |
---|---|
Beantwoord | 29 maart 2013 (na 3 dagen) |
Indiener | Nine Kooiman |
Beantwoord door | Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z05993.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-1834.html |
Ik kan mij inderdaad voorstellen dat ambtenaren die werkzaam zijn binnen het gevangeniswezen behoefte hebben hun mening te uiten over het Masterplan DJI 2013–2018. Zij hebben hiertoe ook de mogelijkheid gekregen en hebben deze mogelijkheid ook daadwerkelijk benut. Binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) is afgesproken dat vestigingsdirecteuren de lokale en regionale media te woord konden staan, bijvoorbeeld over de consequenties van de besluitvorming in het Masterplan DJI 2013–2018 voor de eigen inrichting en de regio. Voor contacten met de landelijke pers is afgesproken dat hierover eerst moest worden afgestemd met de Directie Voorlichting van het Ministerie.
Het voorgaande neemt niet weg dat ambtenaren – dit is reeds in de antwoorden op eerdere Kamervragen1 vermeld – zich te allen tijde bewust moeten zijn van de beperkingen die aan het recht op vrije meningsuiting kunnen worden gesteld op grond van artikel 125a van de Ambtenarenwet. Hierover is in de antwoorden op dezelfde Kamervragen opgemerkt dat de grens voor de ambtenaar ligt daar waar door de uitoefening van dit recht de goede vervulling van zijn functie of het goede functioneren van de openbare dienst, voor zover deze in verband staan met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. Zodra sprake is van directe betrokkenheid bij de beleidsvorming, dient de ambtenaar terughoudendheid te betrachten in uitlatingen die een directe relatie hebben met zijn dienstuitoefening.
Conform de Aanwijzing Externe Contacten Rijksambtenaren2 hebben rijksambtenaren toestemming nodig van de Minister onder wie zij ressorteren voor schriftelijke of mondelinge contacten met de Staten-Generaal en individuele Kamerleden. Het is immers de Minister die in het Nederlands staatsbestel aan de Staten-Generaal inlichtingen verstrekt en verantwoording aflegt over het gevoerde beleid. Op een dergelijk verzoek zal in beginsel alleen worden ingegaan indien het verzoek het verstrekken van openbare informatie betreft. Het staat gevangenispersoneel en leidinggevenden vrij om contact op te nemen met politici, maar zij dienen zich hierbij wel rekenschap te geven van het bepaalde in artikel 125a van de Ambtenarenwet. Zie verder het antwoord op vraag 1.
Zoals reeds is vermeld in het antwoord op vraag 1 is het medewerkers die werkzaam zijn binnen het gevangeniswezen toegestaan om de media te woord te staan.
Er is geen sprake geweest van een spreekverbod. Zoals reeds aangegeven in het antwoord op vragen 1 en 3 heeft DJI intern de afspraak gemaakt dat verzoeken tot optredens in de landelijke media worden voorgelegd aan de Directie Voorlichting van het Ministerie. Dat is in het onderhavige geval niet gebeurd. Het bericht dat de Directie Voorlichting niet was geraadpleegd voorafgaand aan het optreden in Eenvandaag en dat derhalve geen toestemming kon worden verleend, bereikte de betreffende directeur pas na de opnames.
Zoals ik al heb aangegeven in het antwoord op de vorige vragen hebben de medewerkers van de penitentiaire inrichtingen de ruimte gekregen en ook daadwerkelijk genomen om in de publiciteit te treden en hun opvattingen kenbaar te maken. Dat geldt ook voor leden van de Ondernemingsraden bij DJI.
Zoals moge blijken uit mijn antwoorden op de vragen 2, 3, 4 en 5 is er geen sprake geweest van een spreekverbod.
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar hetgeen ik hierover heb opgemerkt in het antwoord op vraag 5.
Zoals reeds is vermeld in de antwoorden op eerdere Kamervragen5 geldt binnen de rijksoverheid in het algemeen de gedragslijn dat ambtenaren die door de pers worden benaderd daarover hun leidinggevenden inlichten en doorverwijzen naar hun afdeling voorlichting. De gedachte hierachter is dat uitlatingen van ambtenaren vallen onder de ministeriële verantwoordelijkheid en dat zij voorts gebonden zijn aan de bepalingen uit bovenvermeld artikel 125a van de Ambtenarenwet. Het verstrekken van informatie aan de pers behoort bovendien tot de taken en deskundigheid van de voorlichtingsafdelingen. Ik zie geen aanleiding om dit beleid aan te passen.
Ja.